Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 456]
| |
dr. 1848; 3e dr. 1850, nog eens herdrukt ‘en tot op den tegenw. tijd voortgezet’ door C.W. den Boeuff (z.j.)); Vaderl. aardrijkskunde, onderhoudend medegedeeld aan kinderen van 8-11 jaren (Schoonh. 1849); Van Wien komt al het goede? (Schoonh. 1851); Weetgraag. Leesboekje voor jonge kinderen die kortelijk de leestafels hebben verlaten (Schoonh. 1851); Het mosterdzaadje (Gouda 1849; 3e dr. Amst. 1865). Toen in 1849 de ‘Doopsgezinde vereeniging tot verbreiding des Evangelies in de Ned.-overzeesche bezittingen’ was opgericht, bood hij zich als zendeling aan en vertrok na eenige voorbereiding in Mei 1851 naar Java, aanvankelijk alleen om onderwijs te geven op een landgoed bij Japara, Soembring geheeten. Na eenige jaren vestigde hij zich te Japara en kon hij 28 Nov. 1858 de eerste godsdienstoefening leiden in de nieuwe kerk, gesticht door 32 gemeenteleden. In 1863 ontving hij een helper in N.D. Schuurmans. Hij heeft zich gewijd aan letterkundigen arbeid, aan de opleiding van inlandsche onderwijzers, en aan de stichting van ‘Christelijke landbouwkolonies’, vooral later met zijn zoon te Mergaredja. Bekend is zijn geschrift: Landontginning en evangelisatie op Java. Een voorstel aan de vrienden van het Godsrijk (Amst. 1874). Voorts verscheen van hem: De koloniën Nederland ten vloek of ten zegen? Eene stem uit Java (Amst. 1863); Een stem uit Japara ten gunste van een op te richten Seminarium in Ned. O. Indië (Amst. 1870); Het spiritualisme bij het licht van Gods Woord, ten voordeele van de zending op Java (Semarang en Oude-Wetering 1887); Een proeve van verweer tegen Rome in haar bestrijding van de evangelische zending onder de heidenen (Ermeloo 1897); Een noodkreet in Stemmen voor waarheid en vrede 1875, herdr. ald. in 1888; voorts verscheen, tegen S.E. Harthoorn's geschrift De evangelische zending en Oost-Java, een critische bijdrage (Haarl. 1863), van zijn hand: Java's zendingsveld, beschouwd na de beoordeeling door S.E. Harthoorn (Amst. 1865). Het meest bekend is hij door zijn taalkundige werken: Aanleiding tot de kennis der Javaansche spraakkunst, benevens een lijst van spreekwijzen en eenige gesprekken, alsmede een tal van verbeteringen en bijvoegselen op het Ned.-Javaansch woordenboekje (Semarang 1863); herdr. onder den titel: Kleine javaansche spraak kunst (1873; herdr. 1880 en 1893); (met H.C. Klinkert) Nederlandsch-Javaansch zakwoordenboekje (Sem. 1866); Een nieuw vervolg op Gericke's Javaansch-Nederduitsch woordenboek (Sem. 1869); Supplement daarop (Sem. 1883); Verzameling van spreekwijzen en eenige gesprekken tot oefening in de Javaansche taal, behoorende bij de spraakkunst (Sem. 1873; 2e dr. 1882, 4e dr. 1894); Javaansch-Nederl. Woordenboek (Sem. 1877), 2e dr. bezorgd door zijn zoon P.A. Jansz. (Sem. 1913); Nederl.-Javaansch Woordenboek (3e dr. Sem. 1877). Van het Britsch en buitenl. Bijbelgenootschap ontving hij opdrachten den Bijbel in het Javaansch te vertalen. Ook gaf hij uit: Psalmen en gezangen in het Javaansch (Leid. 1884). Hij was gehuwd met J.W.F. Schmilau. Zijn portret komt voor in Doopsgez. lectuur (1904), 236. Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. IV, 526-529; Alphabetische naamlijst van boeken enz. (1833-49), 33; Brinkman's Catalogus van boeken enz. (1850-82), 487 (in voce S.E. Harthoorn), 594 v., 1115, (1882-91), 270, 438, (1891-1900), 345 v.; Brinkman's alphabetische lijst van boeken enz. (Leid. [1913]), 134; J.I. van Door- | |
[pagina 457]
| |
ninck, Bibliotheek van Ned. anonymen en pseudonymen ('s Gravenh./Utr. [1870]), kol. 313v. (no. 3057); dez., Vermomde en naamlooze schrijvers II (Leid. 1885), kol. 387 (no. 2488); Catalogus van de bibliotheek der doopsgez. Gem. te Amsterdam I (1885), 238; F.W. Venema, Overzigt over alle doopsgez. op aarde in Doopsgez. Lectuur II (1856), 64, (1885), 67, (1886), 73-88, (1887), 32-48, (1891), 30-41, (1892), 30-45, (1901), 48, (1904), 236 [portret tegenover blz. 236]; Autobiographie van wijlen den zendeling P. Jansz. in Ned. Zendingsjaarboekje (1906), no. 8-11. Knipscheer |
|