J.H. Scholten (dl. III, kol. 1143) opkomende richtingen, en schreef ook verscheidene werken van opbouwenden aard. Wij noemen: Sermon pour la célébration du Jubilé de sa XXVe année de ministère évangelique (Breda et Brux. 1845); Een blik geworpen op de toespraak van P. Hofstede de Groot (Gorinch. 1856); Mijn protest tegen sommige hoofdstellingen in de Christelijke dogmatiek van J.H. Scholten (Gorinch. 1856); Heeft Dr. J.C. Zaalberg den waren sleutel der evangelische verzoeningsleer gevonden of verloren? (Arnh. 1857); Het unitarisme, voor de regtbank van Gods Woord veroordeeld (Rott. 1859); (na een open brief in De Dwjeraad) Mijn antwoord op den open brief .... (Amst. 1859); De empirische methode .... onbevoegd en onhoudbaar bevonden (Nijk. 1861); Het bovennatuurlijke een onmisbaar vereischte en hoofdbestanddeel van het Evangelie .... (Amst. 1862); Wat moeten wij denken van het Christendom en het goed regt der moderne theologie? (Rott. 1864); De zoogenoemde apostolische overlevering, door C.E. van Koetsveld gehandhaafd .... als onschriftmatig, onhoudbaar en anti-protestantsch afgewezen (Gorinch. 1856). Ook buiten deze polemische geschriften schreef hij veel, bijv.: Bloemlezing uit de gedachten van Pascal (Arnh. 1858).
Zijn portret is gelithografeerd door P.W.v.d. Weijer.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. IV, 489-492; Alphabet. naamlijst van boeken enz. (1833-1849), 331; Brinkman's catalogus (1850-1882), 143, 276, 314, 590.
Knipscheer