Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 396]
| |
meld als leenheer 1540, 1576 en 1577. Hij werd 10 Juli 1544 na den dood zijns vaders met de heerlijkheid Tegelen en het huis Holtmolen beleend; 24 Nov. 1549 werd hij als guliksch ambtman te Brüggen, Dülken, Dahl, Venrath en Suchtelen benoemd en in 1579, zonder vermelding van reden, afgezet en als zoodanig vervangen door Bertram van den Bylandt. Hij was een vurig aanhanger der nieuwe leer; zijn heerlijkheid Tegelen werd een schuilhoek voor gereformeerde predikanten. Hij had aldaar een zekeren Johan Bachaus of Backus, die vroeger pastoor te Breijel was geweest, als zoodanig aangesteld. Deze, die ook de nieuwe leer was toegedaan, gaf door zijn predikaties veel aanstoot, daar uit Venlo honderden naar hem kwamen hooren. Het Hof van Arnhem gaf 28 Aug. 1563 aan Johan van Wittenhorst, drost van Montfort, last, zich met den heer van Tegelen in verbinding te stellen, ten einde gedaan te krijgen, dat genoemde geestelijke door een rechtzinnigen priester vervangen werd. De heer van Tegelen heeft ook veel schuld gehad aan de troebelen en predikaties vóór en binnen Venlo in 1566, die aanleiding werden tot den beeldenstorm aldaar. Dit blijkt ook uit twee missiven, de ééne is een brief der schepenen van Venlo aan hem geschreven, en de andere zijn antwoord daarop. Ook is hij volgens getuigenis van Jan Breman, de Oude, raad van Venlo, meermalen aldaar naar de predikaties gaan luisteren en ten Avondmaal gegaan en volgens verklaring van Johan Breman, de Jonge, heeft hij den predikant Leonardus vangen Hörstgen op zijn slot te Tegelen ontvangen. Eveneens verklaarde Pauwels Broers, den 9. Oct. 1567, dat de drost Holtmolen den predikant vangen Hörstgen op den eersten dag van zijn predikatie (4 Aug. 1566) in zijn rijtuig heeft medegenomen en alleen dien dag naar de predikatie is komen zien, maar dat hij diens echtgenoote meermalen naar de predikaties heeft zien komen. In 1579 verscheen een bende spaansch krijgsvolk, onder kapitein Johan van Croy, in het ambt Brüggen. De inwoners van Bracht, Kaldenkirchen, Tegelen en andere plaatsen werden geheel uitgeplunderd en moesten 31916 daalders schatting opbrengen. De ambtman Frans van Holtmolen heer van Tegelen, leed aan zijn huis aldaar een verlies van 1000 daalders. Ook stierven terzelfder tijd in zijn slot te Brüggen zijn eenige zoon Frans en vijf dienaars aan de pest, die wel door de Spanjaarden hierheen was gebracht. Frans van Holtmolen vernieuwde 30 Mei 1556 den eed als heer van Tegelen en tochtigde 26 Sept. 1580 zijn vrouw Johanna van Harff. Hij huwde eerst Margaretha van Boedberg, dochter van Cornelis, erfmaarschalk van het hertogdom Gelder; daarna 20 Jan. 1564 Johanna van Harff, dochter van Willem, heer van Alstorf. Zie: Jan Verzijl, Proeve eener genealogische studie der opvolgende heeren van Tegelen en het kasteel Holtmolen (Holtmühle) aldaar (m.s.); Maasgouw (1894), 39, 46, 51, 52, 71; Publ. de. la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXXIII (1896-97), 355; J.S. van Veen, Bijdragen tot de geschiedenis der hervorming in het Overkwartier van Gelderland (1543-68) in bovengenoemde Publ. XLI (1905), 342-344 en XLIV (1908), 113; Archives Générales du Royaume à Bruxelles, Papiers d'Etat et de l'Audience, reg. no. 516 en 520; J. Deilmann, Geschichte des Amtes Brüggen I (1927), 42-44, 49, II (1930), 95-96, 201; Jan Verzijl, Het kasteel Holtmühle te Tegelen en zijn bewoners in De Nedermaas (Dec. 1929), 53-54. Verzijl |
|