[Holthe, Henric van (1)]
HOLTHE (Henric van) (1), overl. 1539, zoon van Arent van Holthe en Fenne Morrhe, wordt in 1511 vermeld als schout te Elburg. Hij trad in 1502 (huwelijksvoorwaarden 4 Dec.) in het huwelijk met Fooische Greven, overl. 1557, dochter van Johan Greven en Adelheid van Vorsteler, bij welk huwelijk hij o.a. het erf te Oosterwolde, door zijn moeder verkregen, inbracht. In een deductie van de gebroeders Gerrit Nicolaas en Aelt van Holthe wordt ten bewijze van de riddermatigheid van hun geslacht aangevoerd, dat Henric van Holthe in 1511 schepen en in 1545 stadhouder van Zijne Keizerlijke Majesteit te Elburg was.
A. van Slichtenhorst, Geldersche geschiedenissen XIII, 481 deelt mede, dat Henrick van Holthe, in de wandeling Meholt genaamd, gekozen werd tot drossaart van het slot te Harderwijk. Schrassert noemt hem in Harderwijksche antiquiteiten I, hoofdstuk 17, hoofddrost van die stad. Hij had vier kinderen: Johan, die in 1541 als priester wordt vermeld; Arentgen, overleden in 1554, in 1502 gehuwd met Arend Feith, later burgemeester van Elburg; Fenne, overleden 1529; en Gerrit (zie aldaar).
Zie: Ned. Adelsboek V (1907), 287, XII (1914), 346.
Scholte