[Holthausen, Fredericus]
HOLTHAUSEN (Fredericus), Holthusen, Houthuize, Benedictijn der abdij Abdinghof te Paderborn, werkte als missionaris te Barneveld en Nijkerk 1680 tot zijn ontslag 1714. De abdij Abdinghof had bezittingen en goederen te Putten met een hof, waar twee of drie abdijheeren verbleven als rentmeester, tevens als missionarissen van die streek (verg. art. Greg. Busch, kol. 118). Holthausen was de tweede missionaris in Barneveld, waar hij een steun was voor de Katholieken en gewoonlijk genoemd werd: ‘de pater van Barneveld’. Voor zijn abdij verkreeg hij meermalen door zijn bemiddeling verschillende giften voor gewaden en kerksieraden (1682-1705). Zijn naam komt voor onder de onderteekenaars van het verzoekschrift ten gunste van Petrus Codde (1701), evenals die van zijn medebroeders Meinwerus Mullerus cellerarius-missionarius en Theodorus Huk coadjutor in Putten.
Pater Holthausen keerde na 26 Febr. 1714, toen hij zijn laatsten doop in Barneveld toediende, naar Abdinghof terug en bracht een geschenk van 1000 thaler mee, hetwelk aan de abdij zeer gelegen kwam.
Zie: J.B. Greve, Gesch. der Benediktinerabtei Abdinghof in Paderborn (1894), 171, 173; Archief aartsb. Utrecht XXXV, 197-198; Batavia Sacra II, 138, 520; G.A. van Schouwen, De kelnarij van Putten (Arnh. 1909).
Fruytier