op 28 Mei 1685 eervol ontslag werd verleend. Of het verloop onder de leerlingen der school echter louter aan Heiblocq te wijten is geweest, staat nog te bezien. Kort voor zijn ontslag was hij hertrouwd (ondertr. te Amsterdam 12 Jan. 1684) met Debora Schoonhoven, weduwe van Sybrand Bolck. Als zijn woonplaatsen worden vermeld: bij de Gasthuishof (1650), op het Singel (1683) en op de Rouaansche kade (1690). In zijn gedichten worden als zijn kinderen genoemd: Hillegont en Jan. De eerste werd te Amsterdam begraven in de Oude Kerk in 1691 en huwde vermoedelijk met Sebastiaan van Hoogstraten.
Heiblocq schreef Farrago Latino-Belgica of Mengelmoes van Latijnsche en Duitsche gedichten. Gepast op allerhande gelegentheden en voorvallen (Amst. 1662). Deze gedichten hebben echter weinig of geen letterkundige waarde. O.a. bevat de bundel een gedicht getiteld ‘Martelkroon voor de vermoorde en verstrooide Waldoizen, van ouds genaamt Waldenzen’, benevens een vertaling uit het Latijn van de ‘Schola Salernitana of Regulen tot behoudenisse der gezontheit’, welke laatste evenwel niet haalt bij de vertaling van Cats. Bekend is vooral Heiblocq's Album Amicorum (thans in de Kon. Bibliotheek te 's Gravenhage), dat bijdragen en teekeningen bevat van de beste dichters, geleerden en kunstenaars uit dien tijd, o.a. Vondel, Westerbaen, Reyer Anslo, de Decker, Tengnagel, Rembrandt, van der Helst, Govert Flinck, Jan de Bray enz. De universiteitsbibliotheek te Amsterdam bezit van hem in h.s. een gedicht Nobilissimo viri Constantino Huygenio, Domino in Zuylichem (18 Kal. Oct. 1660). Ook vervaardigde Heiblocq het titelblad van Job van Meek'ren, Heel- en geneeskonstige aanmerkingen (Amst. 1668).
Zijn portret werd in prent gebracht door Wallerant Vaillaint, met randschrift: Jac. Heiblocq, Rector Gym. Amstel. Theol. Cand. 1673 aet. 50. Daarnaar is vervaardigd het olieverfportret in het Panpoëticon van Arn. van Halen (thans in het Rijksmuseum te Amsterdam).
Zie: H. Verheyk, Oratio sec. de antiquitate scholae Amstelodamensis publicae, 50, 114; C. Vosmaer, Uit het album van J. Heyblocq in Ned. Spectator (1863), 266; J.H.W. Unger, Vondeliana in Oud-Holland II (1884), 26 e.v.; Frederiks en van den Branden, Biografisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde, 2e dr., 332; C.A.L. van Troostenburg de Bruin, Biographisch Woordenboek van Oost- Ind. predikanten (1893), 173; Catalogus der handschriften (in de) bibliotheek der universiteit te Amsterdam II (1902), 91; C. Hofstede de Groot, Die Urkunden über Rembrandt (1906), 240, 262; H.H. Knippenberg, Reyer Anslo (1913), 79; Maandschrift De Ned. Leeuw (1914), 4; Fr. Muller, Beschrijving van 7000 portretten van Nederlanders, no. 2239; Moes, Iconographia batava I (1897), no. 3486; J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ned. Letterkunde, 2e dr., III (1923), 524.
Wijnman