gijzeling gaan, terwijl zijn zaak werd onderzocht (van Mieris, III, 85). Het schijnt dat het onderzoek niet gunstig voor W.v.H. is afgeloopen, want 30 Dec. 1360 kwam een verzoening tot stand, waarbij zijn gade, Margaretha van Moermont, zich verplichtte binnen een jaar 7000 ‘brucser’ schilden te betalen (a.v. 122, 123). April 1361 kreeg W.v.H. met zijn vrouw van hertog Albrecht toestemming om de buitengors ‘Worighe Zant’ tusschen Noord-Beveland en Schouwen te mogen bedijken (a.v. 126), terwijl W.v.H. en Simon van Haerlem 21 Juli 1364 bij den aanleg der Spaarndammersluizen, waarbij ambachtsrechten van genoemde heeren in het gedrang kwamen, schadeloos of tevreden werden gesteld (a.v. 165). Heer W.v.H. behoort onder de getuigen, als Claes Willemsz. van Spaernwoude 14 Aug. 1367 het huis te Rolland, ook wel Ramp genoemd (buiten Haarlem nabij Overveen) en andere goederen van hertog Albrecht verheft (a.v. 211, 212). Mede is D. Walters de Eemskerk tegenwoordig bij de stichting van een vergadering van 12 kanunniken en een deken door hertog Albrecht en zijn gemalin, 31 Dec. 1367, in de hofkapel te 's Gravenhage (a.v. 219). 7 Nov. 1368 belooft de Ruwaard heer W. van Eemskerk schadeloos te houden van de beloften die hij nevens anderen omtrent het huw. verdrag van des Ruwaards oudste dochter Catharina met den hertog van Gelre had gedaan (a.v. 236). Walterus de Eemskerc is getuige als hertog Albrecht 19 Mrt. 1370 aan zijn neef Willem van Cronenburch vrijheid geeft om de 500 pond zwarten (toernoois?) 's jaars, die de heer van Abcoude wegens een beleening uit de erven en tienden van Loenekerspel tsrok, te mogen lossen (a.v. 246). 13 Juli 1378 vinden wij W. van Eemskercke opnieuw te Zierikzee in gijzeling; hij verklaart daar voor het gerecht niet uit de gijzeling te zullen gaan, op zijn huis Heemskerk niemand buiten toestemming van den hertog te zullen toelaten en zijn goederen niet door
verkoop te zullen verminderen (a.v. 346). Wat zijn misdaad was, bleek ons niet, maar 8 Juli 1379 werd een nieuwe zoen tusschen W.v.H. en hertog Albrecht getroffen (a.v. 355). Uit een brief van denzelfden datum, die bij van Mieris op den voorgaanden volgt, blijkt Wouter van H. te Heemskerk al bitter weinig meer dan den burcht te bezitten en was alles te Heemskerk en te Castricum zoowat in handen van Jan van Polanen, heer van Breda. Maar hij was elders gegoed; behalve zijn zeeuwsche bezittingen had hij aanspraken in Krommenie en bezat het lage gerecht van Rietwijk en Nieuwerkerk, ten oosten van den Haarlemmermeer. Een verdwaalde acte betreffende een bezit in Oostzaan (den Hadel thans Noord- en Zuid-Haal in Oostzaan) vindt men in van Mieris, III, 609.
Zooals boven is vermeld overleed Wouter 10 Maart 1380. Uit een acte van 25 Maart 1380 (van Mieris, III, 370) blijkt, dat hij zonder wettige kinderen overleed en ook geen wettige broeders en zusters achterliet. Zijn leengoed, groot 13½ maden lands, liggende in den grooten weerd bij Haarlem, dat hij van de abdij van Egmond ter leen hield, werd dan ook door den abt op genoemden datum overgedragen op Wouter van Bekestein, schildknaap, als zijnde van den bloede van W.v.H.
Hij is tweemaal gehuwd geweest. Eerst met Margaretha van Haemstede, vrouwe van Moermont, de rijke erfdochter van heer Arnout (vermoord in 1350) en van Margaretha vrouwe van Simonskerke (overl. Febr. 1356). Daarna hertrouwde hij met Catharina van Asperen, wier ouders nog niet met stelligheid zijn op te geven.