[Haersma, Hector Livius van (1)]
HAERSMA (Hector Livius van) (1), ged. 26 Juni 1673 te Leeuwarden, overl. in 1720, zoon van Arent v.H. (zie art.), grietman van Smallingerland, en Aukje van Glinstra, die 2 Oct. 1664 te Goutum waren gehuwd. Hij was jur. utr. doctor, werd 6 Sept. 1694 aangesteld tot raadsheer ten hove van Friesland, en was gehuwd met Titia van Bosman, die hem zeven kinderen schonk, o.a. Arent Aulus van Haersma, die in Apr. 1720 raadsheer ten Hove werd, en de eerste was van de eigenerfde heeren, die, zonder gestudeerd te hebben aan een academie, als lid van den Hove werden toegelaten.
Zijn portret, geschilderd door een onbekend kunstenaar, bevond zich bij jhr. van Sminia te Beigum.
Zie: Stamboek van den Frieschen Adel I, 212, II, 143; Naamrol der Raden's Hofs van Friesland, 49, 43; J. Sickenga, Het Hof van Friesland gedurende de zeventiende eeuw (Leiden 1869), 36.
Wumkes