[Goris, Wilhelmus]
GORIS (Wilhelmus), geb. te Venlo omstr. 1605, overl. te Grefrath omstr. 1680, oudste zoon van Gerard en Anna van der Donck. Hij werd 12 Juli 1620 met zijn vader en broeders, Seger, Tilman, Govert en Hendrik Goris, burger van Nijmegen. Den 17 Dec. 1633 verscheen hij als gevolmachtigde van zijn broeder Hendrik en van zijn moeder Anna van der Donck, weduwe van Gerard Goris, eveneens met Wilhelmus Duycker, als voogden der overige kinderen en droeg het hun van Maria van Vogelsanck, weduwe van Wolter van Erk, aangevallen vierdedeel in de hoeve ‘den Hoffacker’, leenroerig van den heer van Baarlo en aldaar gelegen, over aan zijn broeder Seger Goris. Hij was landscholtis van het ambt Crieckenbeck, in welke hoedanigheid wij hem voor het eerst vermeld vinden den 24 Nov. 1638, wanneer hij, met Johan van Hasselt, raadsverwant van Venlo, in een overdracht voorkomt, als gevolmachtigde van Herman de Laet en zijn echtgenoote Catharina Gregoir, wonende te Grave. Hij woonde omstr. 1650-60 op den scholtissenhof te Viersen en was ook scholtis van Viersen, Hinsbeck en Grefrath. Voor het laatst vinden wij hem als landscholtis van het ambt Crieckenbeck vermeld den 24 April 1674, toen hij met toestemming zijner kinderen Gerard(us), Elisabeth, Anna Catharina, Hendrik, Wilhelmus en Frederik, verkocht aan de gezusters Maria en Barbara Alberts en haar erven: een erfrente van 40 gulden, jaarlijks vervallende op St. Andries uiʇ het erf genaamd het Vinckenboschken enz. gelegen te Venlo, langs de Groenstraat. In 1680 was hij niet meer als zoodanig in functie en woonde toen te Grefrath. Hij was 3 Febr. 1632 te Venlo gehuwd met Anna Ruytkens (Rutjens of Rutger genaamd Bijl), die hem zeven kinderen schonk, waarvan er zes boven reeds zijn genoemd en het
tweede kind Egbertus (ged. te Venlo 12 Aug. 1634), jong gestorven schijnt te zijn.
Over zijn zonen Gerardus en Wilhelmus zie dit woordenboek dl. VII, kol. 489.
Zie: J. Verzijl, Genealogie Goris (in handschrift); Maandblad Gen. Her. Gen. De Nederlandsche Leeuw XXXI (1913), 356; W. Goossens en P. Doppler, Archieven, afkomstig van het kasteel Baarlo (1928), 65-66; F.W. Lohmann, Geschichte der Stadt Viersen 179-