[Gigch, Mr. Moses Jacobus van]
GIGCH (Mr. Moses Jacobus van), geb. te 's Gravenhage 1 Juli 1793, overl. aldaar 9 Mrt. 1858, rechtsgeleerde. Hij heette eigenlijk Moses Jacobs en was een zoon van den koopman Jacob Salomons (die bij de invoering van den Burgerlijken Stand in 1811 den naam van Gigch aannam) en Sara Franci. Hij was een pupil van koning Lodewijk Napoleon, omdat hij gered was uit de buskruitramp te Leiden. Op 9 Nov. 1814 liet hij zich als jur. stud. aan de universiteit aldaar inschrijven. Hij studeerde met groot succes onder de professoren Kemper en van der Palm en promoveerde reeds in 1815 (op stellingen). In hetzelfde jaar vestigde hij zich als advocaat te 's Gravenhage en fungeerde 43 jaar als zoodanig eerst bij het Hoog Gerechtshof en later bij den Hoogen Raad der Nederlanden. Hij was een talentvol jurist en bezat in groote mate de gave der welsprekendheid. Aan een bijzondere gemoedelijkheid paarde hij een onbegrensde overgave aan de belangen van zijn cliënten. Vele jaren was hij lid van den Raad van Toezicht der Orde van advocaten.
In de joodsche wereld zijner woonplaats nam hij een vooraanstaande plaats in. Bij den opperrabbijn Berenstein had hij talmoed geleerd, welke studie hij zeer aanbeval om het verstand te scherpen. Sinds 1833 was hij voorzitter van de schoolcommissie der Israëlitische Gemeente, verder was hij sinds 1841 president-regent van het Israëlitische oude mannen- en vrouwenhuis (als zoodanig werd hem een penning aangeboden, gesneden door Jacques Wiener en aanwezig in het Kon. Penningkabinet te 's Gravenhage), vice-president van de Hoofdcommissie tot de Zaken der Israëlieten enz.
Hij woonde te 's Gravenhage op den Gedempte Burgwal wijk F, no. 60, in het huis waarin ook reeds zijn ouders gevestigd waren geweest.
Hij huwde te 's Gravenhage 20 Juli 1825 Hanna Berclau, geboortig uit Amsterdam, een dochter van den koopman Salomon Benedictus Berclau en Marianne Francis. Uit dit huwelijk werden verscheidene kinderen geboren; een zoon Jacob gaat voor.
Zie: Album Studiosorum (Leiden); Weekblad van het Recht 992, 4; 1937 (11 Mrt. 1858), 4; D.S. van Zuiden, De Hoogduitsche Joden in 's Gravenhage (1913), 104, 138, 142, 145, 152; mededeelingen van D.S. van Zuiden te 's Gravenhage.
Wijnman