Beemster. Te zamen verdiende het echtpaar omstreeks 1640 een bedrag van ruim ƒ 1200 jaarlijks, voor dien tijd een vrij belangrijk inkomen.
Tot nu toe zijn geen schilderijen van Pieter Carelsz aan het licht gekomen. Wellicht is van hem een schilderij, voorstellende de kerk van Midden-Beemster (midden 17e eeuw), thans in het bezit van den heer de Geus, den burgemeester van de Beemster. Vermoedelijk is hij en zijn geheele familie afgebeeld op een schilderij van Barent Fabritius uit 1653, tot dusverre bekend als ‘Petrus in het huis van Cornelius’ (thans in het Herzog Anton Ulrich Museum te Brunswijk).
Eerst op het eind van zijn leven noemde Pieter Carelsz zich met den toenaam Fabritius, die ontleend is aan het oorspronkelijk beroep van zijn zoons Carel en Barent (faber = timmerman). Dat een vader zich noemt naar het beroep van zijn zoons is wel een zeldzaamheid; dit zal dan ook eerst gebeurd zijn, toen Carel door zijn werken den naam tot algemeene bekendheid had gebracht.
Uit het huwelijk van Pieter Carelsz werden elf kinderen geboren, van wie hier genoemd worden: 1e. Carel Fabritius, zie dl. VIII, kol. 525 (ged. in Midden-Beemster 27 Febr. 1622), 2e. Barent Fabritius, zie ald. (ged. in Midden-Beemster 16 Nov. 1624, begr. te Amsterdam 20 Oct. 1673), 3e. Johannes Fabritius, die voorgaat.
Zie: A. Bredius, Nieuwe gegevens omtrent de schilders Fabritius in Oud-Holland XXXVII (1920), 129 e.v.; dez., Het sterfjaar van Barent Fabritius in Oud-Holland XXXVIII (1921), 63; H.F. Wijnman, De schilder Carel Fabritius in Oud-Holland XLVIII (1931), 101, 104 e.v., 125 e.v., 132.
Wijnman