[Elsevier, Lodewijk (1)]
ELSEVIER (Lodewijk) (1), geb. ongeveer 1540 te Leuven, begr. te Leiden 4 Febr. 1617. Zeer jong vestigde hij zich te Antwerpen. Bij de vervolging der Protestanten vluchtte hij naar Wesel. Toen na het vertrek van Alva deze vervolgingen verminderden, keerde hij naar de Nederlanden terug en vestigde hij zich te Douai. De loop der gebeurtenissen dwong hem deze plaats te verlaten. Hij trok toen naar Leiden (1580) en vestigde zich daar als boekbinder en boekhandelaar. Aan het eind van het in 1583 verschenen werk: I. Drusii Ebraicarum quaestionum, sive quaestionum ac responsium libri duo, videlicet secundus ac tertius (met adres In Acad. Lugdunensi 1583), wordt voor de eerste maal Elsevier als boekhandelaar vermeld: Veneunt Lugduni Batavorum, apud Ludovicum Elsevirium, e regione scholae novae. Op 30 Sept. 1586 benoemden Curatoren van de universiteit en Burgemeesters van Leiden hem tot pedel op een bezoldiging van 72 gulden. Doordat hij gedwongen werd zijn huis op het Rapenburg en dat in de Clockstege aan Christ. Plantijn te verkoopen, wien hij een som geld schuldig was, werd hem in 1587 op zijn verzoek toegestaan een winkel op het terrein van de Academie op te richten, eerst kosteloos en met ingang van 1 Nov. 1595 tegen een huur van 75 gulden. Op 8 Aug. 1594 werden aan Elsevier de rechten van poorter verleend. Van dien tijd af ontwikkelen zijn zaken zich op gunstige wijze. Zijn oudste zoon Matthijs neemt hij als deelgenoot daarin op. Zijn tweede zoon Lodewijk (2) vestigde zich als boekhandelaar te 's Gravenhage. Zijn vierde zoon Joost opende in Utrecht een boekhandel. Tot dusver had Elsevier slechts één boek uitgegeven n.l. een Eutropius, verschenen in 1592. Van 1594 af volgen zijn uitgaven zich met regelmatigheid op. Het volgende jaar voert hij voor de eerste maal het bekende uitgeversmerk: een arend met een bundel van zeven pijlen, dat gedurende
25 jaar het merk van de firma zal zijn. Hij breidt zijn handel ook in het buitenland uit, bezoekt de jaarmarkt en te Frankfort, in 1595 komt zijn naam met één werk voor de eerste maal voor in den Cata ogus, en te Parijs. In Febr. 1602 doet hij het verzoek, om zijn functie als pedel te doen waarnemen door zijn zoon Matthijs, daar hij het plan heeft om eenige maanden in Frankrijk en Duitschland te gaan reizen. Overal werd hij geroemd om zijn bekwaamheid in zaken, vele uitgevers vertrouwden hem den verkoop van hun uitgaven toe en de meest vooraanstaande geleerden van zijn tijd eerden hem op bijzondere wijze. Ook bij zijn medeburgers stond hij in hoog aanzien, zij kozen hem tot heer van de wijk waarin hij woonde. In één van zijn laatste levensjaren had er een voor hem onaangename gebeurtenis plaats. Op 11 Nov. 1616 werd het gebouw der universiteit door brand gedeeltelijk verwoest. Het onderzoek wees uit, dat deze brand door achteloosheid van de pedellen was ontstaan. Matthijs werd als gevolg daarvan ontslagen, Lodewijk werd geschorst. Drie maanden later overleed hij. Hij werd op 4 Febr. 1617 begraven in de St. Pieterskerk, naast zijn vrouw Mayke Duverdyn, die daar op 3 Dec. 1613 ter aarde was besteld. Lodewijk Elsevier heeft negen kinderen gehad, waaronder 7 zoons: Matthijs, Lodewijk (2), Gilles, Joost, Arnold, Bonaventura en Adriaan.
Zijn door een onbekende geschilderd portret is te Versailles.
Voor literatuur zie: Elsevier (geslacht).
Hoogeveen