[Eelde, Antonie Clarus Johannes van]
EELDE (Antonie Clarus Johannes van), geb. te Utrecht 30 Sept. 1828, overl. aldaar 15 Aug. 1902, was de zoon van Antonie Clarus Johannes van Eelde, zoutzieder, en Johanna Cornelia van Haeften. Hij was bestemd voor de rechterlijke studie en liep het gymnasium met goed gevolg af, maar vertrok toen met een zuster, die teringlijdster was, terwijl hijzelf, hoewel in mindere mate, tuberculeus was, naar Pau, waar zij na eenige jaren genezing vonden.
Op 11 Sept. 1847 werd hij te Utrecht als student ingeschreven, maar in 1851 moest hij de studie opgeven, daar hij noodig bleek in de zoutziederij zijns vaders.
Hij werd in 1864 tot lid der Kamer van koophandel en 18 Juli 1865 tot lid van den gemeenteraad van Utrecht gekozen. Op 23 Mei 1871 koos het kiesdistrict Utrecht hem tot lid der Provinciale staten van Utrecht.
Hij was in den raad een groote kracht. Zeer veel is er te doen geweest over zijn voorstel om van de erfgenamen van jhr. Ram de buitenplaats het Hoogeland aan te koopen, dat 17 Dec. 1887 met 15 tegen 9 stemmen werd aangenomen. Later is het gebleken, dat hierdoor een bijzonder schoon geheel met de utrechtsche plantsoenen in de nabijheid verkregen is en ook de stadsuitbreiding naar die zijde mogelijk gemaakt is.
Als gevolg van een combinatie van ontevredenen en clericalen werd van Eelde 16 Juli 1889 niet herkozen als raadslid.
Ingevolge de wet van Houten ging hij als lid der Staten naar het district Utrecht 1 over.
Bij zijn periodieke aftreding als zoodanig tegen Juli 1901 verzocht hij niet meer in aanmerking te komen; hij werd 24 Juni vervangen.
Hij huwde 9 Apr. 1856 jkvr. Clasina Johanna Henriette van Rappard, geb. 6 Juli 1831, overl. 23 Dec. 1871, en 9 Sept. 1875 Maria Anna Regina Karsten, geb. 22 Febr. 1837, die hem overleefde. Bij de eerste had hij 5 zonen en 2 dochters.
Zie een levensschets in Mengelwerk achter het Utrechtsch Jaarboekje (1903), 8, door C.A. Pekelharing.
Ramaer