[Duyster, Willem Cornelisz]
DUYSTER (Willem Cornelisz), gedoopt te Amsterdam in de Oude Kerk 30 Aug. 1599, begr. aldaar in de Zuiderkerk 31 Jan. 1635, kunstschilder. Zijn vader Cornelis Dircksz, die te Amsterdam eerst als droogscheerder, later als timmerman en ten slotte als bode op Hamburg voorkomt, huwde in 1592 met Marij Hendricksdr., in 1597 met Hendrikje Jeronimusdr; hij woonde in de Paternostersteeg, later in de Koningsstraat in het huis ‘de duystere werelt’ en stierf kort voor 1631. In laatstgenoemd jaar werd het vermogen van ‘Corn(elis) Dircxsz erven’ geschat op ƒ 3000.
Van het leven van Willem Duyster, die zijn naam ontleende aan het uithangteeken van zijn vader, is weinig bekend. Bredius heeft een notarieele acte aan het licht gebracht, waaruit blijkt, dat de schilder op den 2en Pinksterdag 1625 in ‘den Hof genaemt Meerhuysen’ een hevige ruzie kreeg met zijn vroegeren vriend Pieter Codde, waarbij Codde den ander ‘met een aerden canne voor 't aengesicht seer vehementelicken gestoten (heeft)’. Vrij zeker woonde Duyster zijn geheele leven te Amsterdam. In 1631 trouwde hij (ondertr. 5 Sept.), woonachtig in de Koningsstraat, met Margrieta Kick, oud 30 jaar, een zuster van den schilder Simon Kick (zie art. in dit dl.). Simon Kick was op zijn beurt getrouwd met Stijntje Cornelisdr, een zuster van Duyster (zij voerde dezen achternaam evenwel niet). Uit het huwelijk van Duyster sproot één dochter, Annetge genaamd.
Duyster behoorde met Pieter Codde, Simon Kick en den jongen ter Borch tot de amsterdamsche genreschilders, die tusschen omstr. 1620 en 50 kleine tafereelen uit het gezelschaps en soldatenleven schilderden. Men neemt aan dat Pieter Codde Duyster's leermeester was, de jonge ter Borch zijn leerling. Phil. Angel looft in zijn Lof der schilderkunst (1642), 55, Duyster's bekwaamheid in het schilderen van gewaden.
Niet talrijk zijn de stukken van den eerst in lateren tijd gewaardeerden schilder. Zijn stukken zijn van een voortreffelijk coloriet en kunnen in twee groepen worden onderscheiden, n.l. die waarin de krachtige behandeling der gewaden vooral in blauwgroen en wit op den voorgrond treedt, en die waarin men de in bruin gehouden toon van Codde herkent, doch gladder behandeld. Hier worden genoemd: de triktrakspelers en de z.g. bruiloft van Adriaen Ploos van Amstel enz Agnes van Bijler (beide in het Rijksmuseum te Amsterdam; het laatste stuk is te dateeren omstr. 1630 en kan dus moeilijk de betreffende bruiloft uitbeelden, die reeds in 1616 plaats vond); krijgslieden in kwartier (in het Frans Halsmuseum te Haarlem); interieur van een schuur (Museum Boymans, Rotterdam); een officier (Mauritshuis, 's Gravenhage); soldaten bij verdeeling van buit (Museum, Dresden); triktrakspelers (Ermitage, Leningrad); overval in een schuur (Museum Stockholm); gevangene voor een officier gevoerd (Museum Hamburg); strijd tusschen ruiters en