Intusschen werden in den loop van 1574 de gevangen genomen edelen en officieren uitgewisseld en kon Boussu zich met den Prins in verbinding stellen. Hij stelde voor, dat men hem, onder belofte van te zullen terugkeeren, naar Brussel zou laten gaan, waar hij hoopte het sluiten van den vrede te kunnen bevorderen en gedaan te krijgen, dat hij tegen den Graaf van Buren, 's Prinsen oudsten zoon, zou worden uitgewisseld.
De Prins achtte de kans van slagen te onzeker om er vergunning toe te geven. Op 15 Juli 1575 kreeg Boussu bezoek van zijn broeder den Heer van Haulsy, die, met toestemming van den Prins, met hem kwam overleggen over zijn vrijlating. Hiërges, de stadhouder van Gelderland, die zich 15 Oct. 1576 bij de beweging tegen de Spanjaarden had aangesloten, schreef 19 Oct. aan Boussu om hem over te halen dat ook te doen.
Voor het sluiten van de Pacificatie van Gent had de Prins Boussu doen polsen of hij door toezegging van vrijlating er toe te bewegen zou zijn, om de plaatsen in Holland, die door zijn troepen bezet waren, te doen ontruimen. Boussu antwoordde, dat hij vroeger gehandeld had op bevel van den Landvoogd en dat wat hem nu gevraagd werd moest geschieden met goedvinden van den Raad van State. Hij wilde wel beloven de Spanjaarden niet meer te zullen begunstigen en schreef aan eenige hoplieden om hun oordeel te vernemen. Ook verzocht hij naar Middelburg te mogen komen om een mondgesprek met den Prins te kunnen houden.
De Prins liet hem toen daarheen komen. Boussu werd 9 Nov. onder geleide van admiraal Cornelis Dirksz en eenige voorname personen naar Alkmaar gebracht. Hij werd daar door Sonoy ontvangen, die hem tot Delft vergezelde, terwijl de alkmaarsche burgemeester Philip Cornelisz. zich bij het geleide naar Middelburg aansloot, waar men op 27 Nov. aankwam. Krachtens de op 8 Nov. gesloten Pacificatie werd Boussu dadelijk op vrije voeten gesteld. Hij beloofde de zaak der Vereenigde Gewesten te zullen bevorderen en reisde in Dec. door naar Brussel. Daar werkte hij mee tot het sluiten der Unie van Brussel (9 Jan. 1577) waarbij de Algemeene staten en de Raad van State zich verbonden om de Pacificatie te handhaven.
Boussu werd door de Algemeene staten naar Utrecht gezonden en wist met Hiërges te bewerken dat de spaansche bezetting het Vredenburg ontruimde (11 Febr.). Daarna werd hij afgevaardigd naar Haarlem, Amsterdam, Schoonhoven en eenige andere plaatsen om deze steden over te halen zich bij de Pacificatie aan te sluiten. Op 19 Aug. nam hij deel aan een bijeenkomst van de voornaamste edelen, die, nu Don Juan niet langer door de Algemeene staten als landvoogd erkend werd, een afgezant naar den Keizer van Duitschland zonden om hem te polsen over het voorstel, zijn broer Matthias als landvoogd naar de Nederlanden te zenden. Men hoopte, dat deze neef van koning Philips ook voor hem aannemelijk zou zijn.
Boussu werd benoemd tot bevelhebber van een deel van het Statenleger.
Na het ongelukkige gevecht te Gembloux (31 Jan. 1578), dat geleverd werd terwijl de opperbevelhebber Lalaing en de meeste bevelhebbers zich op een bruiloft te Brussel bevonden, werd Boussu belast met de verdediging van het bedreigde Brussel.
Over het nieuw gevormde leger werd hij, op aanbeveling van den Prins, tot opperbevelhebber benoemd en hij slaagde er in bij Rijmenam (31 Juli) het leger van Don Juan terug te dringen.
Tegen het eind van het jaar werd Boussu door