[Boetje, Jochem]
BOETJE (Jochem), geb. 14 Febr. 1841 te Knollendam, waar zijn vader G.J. Boetje, predikant was, overl. 29 Juli 1890. Hij studeerde te Amsterdam 1859-64 en werd Juni 1864 tot proponent bij de Doopsgez. Sociëteit bevorderd. Op 23 Oct. 1864 deed hij intree als doopsgez. predikant te den Burg (Texel), op 5 Juli 1868 aanvaardde hij als zoodanig den werkkring te Koog aan de Zaan, op 8 Dec. 1872 te Harlingen en 4 Mei 1884 te Amsterdam. Van hem verscheen in druk: Rapport van de Commissie ter zake van het Emeritaatsfonds voor Doopsgez. leeraars in Friesland (Harlingen 1876); Over het opnemen van leden van Prot. Kerkgenootschappen in Doopsgez. Gemeenten in Doopsgez. Bijdr. 1879; De Algemeene Doopsgez. Societeit in N. Kerkel. Weekbl. 1870.
Zie: Doopsgez. Bijdr. 1865, 168, 1868, 170. 1873, 190, 1885, 130, 1891, 113; Catalog. v.d. Bibl. d. Ver. Doopsgez. Gem. te Amst. II, 92, 105; Dagblad voor Friesl. 4 Apr. 1884; Mennonitische Lexikon (1913), 241.
Wumkes