Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 36]
| |
portugeesche Joden was. Hij stamt uit een spaansch joodsche familie, die haar naam aan het plaatsje Ayllon in de spaansche provincie Segovia ontleende, waarvan zij afkomstig is. Zijn jeugd bracht hij onder de talrijke spaansche Joden te Saloniki door en verkeerde er in de joodsch mystieke z.g. sabbatiaansche kringen. Hij huwde hier met een gescheiden vrouw. Als zendbode van de Joden in het Heilige Land trok hij Europa rond om giften bij de joodsche gemeenten voor hen in te zamelen. Mysticus van aanleg was hij nog aanhanger van de geheime joodsche wetenschap der Kabbala. De pseudomessias Sabbatai Tsewie was reeds lang ontmaskerd, doch zijn aanhang bestond nog en daarbij had Aylion zich aangesloten. Hij brak er echter openlijk mede alvorens zijn europeesche reis aanving. Na in 1688 over Livorno naar Amsterdam te zijn gereisd, vertrok hij van hier naar Londen waar hij in 1689 dadelijk tot opperrabbijn der spaansche en portugeesche Joden werd aangesteld. Zijn gezin volgde hem nu ook naar Londen. Nogal prikkelbaar van aard kon hij het met de gemeenteleden hier niet al te best vinden, zoodat hij na 2 jaar gaarne het beroep bij de portugeesche Joden van Amsterdam aannam. In 1700 werd hij hier aldus opperrabbijn en rector van de portugeesche academia ‘Ets Haïm’. Zijn ambtstijd te Amsterdam kenmerkt zich door heftige beroeringen (zie art. T.H. Asjkenazi in dit deel kol. 31).De mysticus-agitator en bedrieger der 18de-eeuwsche joodsche wereld Nehemia Hajun (zie dl. VI, kol. 682) kwam toen te Amsterdam met zijn bovennatuurlijke vertoogen. Aylion had ondertusschen zijn vriendschappelijk verkeer met de turksche sabbatianen hervat, en zwaaide zelfs grooten lof aan de geschriften van zekeren Abraham Cardozo toe. Parnassim (Bestuurderen) zijner gemeente waren het er echter niet mede eens. Een conflict ontstond en Parnassim lieten deze geschriften openlijk op de Amstelsluis verbranden. Ook met Hajun als wondermensch hadden zij niet veel op, in tegenstelling met hun opperrabbijn. Zij lieten zijn geschriften onderzoeken niet echter door hem, doch door zijn collega van de hoogduitsch-joodsche gemeente Asjkenazi. Deze liet zich er in sterk afkeurenden zin over uit, daar hij hem en zijn praktijken bovendien nog uit Serajevo kende. Hij had Aylion gewaarschuwd; doch toen Hajun op 1 Juli 1713 te Amsterdam aankwam, wist hij Aylion toch te overtuigen. Op advies van den hoogduitschen opperrabbijn, die zijn werken godslasterlijk oordeelde, weigerden portugeesche Parnassim Hajun op beleedigende wijze den toegang tot hun synagoge. Aylion beklaagde zich nu bij Parnassim over zijn achterstelling bij zijn hoogduitschen collega. Deze stelden toen een commissie samen, waarin zoowel de hoogduitsche als de eigen opperrabbijn zitting zou hebben en verschillende portugeesche gemeenteleden. Voor deze mannen zou Asjkenazi de plaatsen uit Hajun's werken signaleeren, die hij veroordeelde. Deze weigerde zitting te nemen met ondeskundige leden. Zoo ontstond een uitsluitend portugeesche commissie, die de zaak onderzocht, doch hangende dit onderzoek slingerde de hoogduitsche opperrabbijn den banvloek over deze geschriften uit, waarop aanvallen van den kansel wederzijds volgden en heftige beroering de joodsche gemeente van Amsterdam vervulde. De commissie oordeelde Hajun's geschriften niet verderfelijk, waarop hij onder psalmgezang door Aylion ter portugeesche synagoge werd binnengeleid. Hierop maakte Asjkenazi Hajun's falsificatie van rabbijnenapprobaties bekend. Aylion was hierdoor geblameerd; Hajun moest Amster- | |
[pagina 37]
| |
dam verlaten ondanks het feit, dat Parnas sim de exemplaren dezer publicatie hadden laten opkoopen, en toen hij in 1726 Amsterdam weer bezocht ging er een storm van verontwaardiging tegen hem op en weigerde Aylion zelfs hem te ontvangen. Opperrabbijn Aylion heeft in handschrift nagelaten: een kabbalistisch werk, dat in het Jewish College te Londen berust; een kleine responsen verzameling, thans in de bibliotheek van het portugeesch israël. seminarium ‘Ets Haïm’; voorts een spaansche predikatie, gedrukt bij Samuel Teyxeyra Tartas in 5483 (1723), die hij op dien Sabbath Ega gehouden had; dan een slotwoord in Dr. de Meza's Schulchan Schelomoh betreffende de Sabbathgrens van het, vroeger door zoo talrijke Joden bewoonde utrechtsche dorp Maarssen; benevens tallooze approbaties in werken, tijdens zijn opperrabbinaat verschenen, en eenige responsen in de responsenverzamelingen van Chacham Sasportas, Chacham Tsewie, Samuel Aboab en Ezechiël Katzenellenbogen. | |
[pagina 38]
| |
Hij had drie zonen: Jacob, Mozes en Joseph en één dochter Gracia, in 1708 met Netanel ben Jechiël Foa gehuwd, die de bekende belangrijke hebreeuwsche drukkerij bezat. Hij werd op de portugeesche begraafplaats te Ouderkerk a/d. Amstel begraven. Zijn opvolgers in zijn ambt waren David Israël Athias en Isaäc Abendana de Britto. Zijn portret bestaat als kopergravure door J. Houbraken, met een hebreeuwsch gedicht door Aylion's kleinzoon Jechiël Foa. Dit portret stelt ‘de zeer geleerde en zeer bekwame godgeleerde Salomon Aylion, amsterdamsch opperrabbijn, op 64-jarigen leeftijd’ voor. Zie: Jac. Zwarts in De Geillustreerde Joodsche Post (1921), no. 34; The Jewish Encyclopaedia II, 359; J.S. da Silva Rosa, Gesch. der Portug. Joden te Amsterdam (Amst. 1925); D.M. Sluys, Beelden uit de Hoogduitsch-Joodsche gemeente te Amsterdam uit het begin der 18de eeuw (Amst. 1925); Encyclopaedia Judaica (Berlijn) III, kol. 796-800 (met portret). Zwarts |
|