[Aaninck, Dr. Theodorus]
AANINCK (Dr. Theodorus), geb. te Amsterdam, gedoopt 7 Mrt. 1760, overl. te Haarlem 13 Mrt. 1819, was de zoon van Jacobus Aaninck en Johanna Kalf.
Hij studeerde te Amsterdam, maar liet zich 28 Mrt. 1783 te Leiden als student inschrijven en promoveerde aldaar 1 Mei 1784 in de medicijnen op een dissertatie De purgentibus.
Hij was een warm patriot en werd 27 Jan. 1796 in het kiesdistrict Amsterdam 4 tot lid der Nationale vergadering gekozen.
Hij stelde 15 Mrt. 1796 voor om het voorstel tot overneming der oude griffie van de Staten-Generaal zoodanig te wijzigen, dat er bezuinigd werd en dat er geen oranjemannen in dienst zouden blijven.
Op 14 Juni 1796 deed hij het voorstel om 700 te Amsterdam in garnizoen liggende artilleristen, waarvan eenige honderden oproer gemaakt hadden, te licentieeren en dadelijk te schorsen. Beide voorstellen kwamen niet in behandeling.
Hij was in den aanvang een volgeling van pastoor Witbols en zeer radicaal, maar werd later gematigder. Hij werd 2 Aug. 1797 niet herkozen, maar op 14 Sept. d.a.v. werd hij bij aanvullingsverkiezingen in de districten Soestdijk en Montfoort gekozen; door loting werd uitgemaakt, dat hij voor Soestdijk zitting zou nemen.
Hij was een der leden, die na den staatsgreep van 22 Jan. 1798 ontslag namen omdat het reglement, waarop zij den eed gedaan hadden, was afgeschaft.
Sedert heeft hij zich niet meer met politiek ingelaten. Hij ging te Haarlem wonen.
Hij huwde 5 Aug. 1794 M. Beeckman, die hem overleefde.