funebri in obitum Gulielmi Irhovii inserere ausus erat eaque deinceps charta versioni Batavae depulsionis adiecta est (Tr. a. Rh. 1761, 4o) en uitvoeriger in zijn Justa depulsio immanis calumniarum atrocitatis, qua in ipsum ab aliquot annis, imprimis scripta ad fratrem theologum epistola grassatus est Petrus Burmannus Minor.... (Tr. a. Rh. 1761, 4o), ook in het Ned.: Rechtmatige afkeering der verregaande lasteringen, op hem zedert eenige jaren uitgespoogen.... met eenige ter waarheid dienende stukken en aanteekeningen vermeerdert (Utrecht, Amst. 1762, 4o). Op een Interim van Burman antwoordde Saxe weer met een Epistola ad baronem Santhorstianum hoc est Petrum Burmannum Minorem (Tr. a. Rh. 1762, 4o). Van Burmans kant kwam toen uit een Deductie ter verdediginge van Mr. Pieter Burman.... tegen de zoogenaamde Afkeering van Christophorus Saxe.... ('s Grav. 1763, 4o). Daartegen gaf Saxe weer uit Nodige Aanmerkingen op de wijdlopige deductie der zoogenaamde verdediginge van meester Pieter Burman.... (Utrecht 1764, 4o). Ook in de Vaderlandsche Letteroefeningen en andere periodieken werd deze merkwaardige strijd behandeld, waaraan in 1764 door bemiddeling van den utrechtschen magistraat een einde kwam.
Behalve redevoeringen en pamfletten heeft Saxe nog allerlei wetenschappelijk werk gepubliceerd. Reeds als student gaf hij uit: Vindiciae secundum libertatem pro Maronis Aeneide cui manum Johannes Harduinus.... iniecerat (Lipsiae, 1737, 4o). Uit later tijd zijn de volgende studiën te noemen: Lapidum vetustorum epigrammata et pauculum animadversionem ad aliquot classica marmorum syntagmata (Lipsiae, 1746, 4o); Ad leg. 2 cod. de aedificiis privatis (L.B. 1751, 4o); Disputatio de jure rei monetariae apud Batavos (Tr. a. Rh. 1754, 4o); Diptychon Magni Consulis nunc primum luce publica donatum, animadversionibus illustratum (Hagae Com. 1757, fol.); Observationes antiquario-philologicae ad vetus chirographum Thesauri Muratoriani, mancipationis formulam continens (Tr. a. Rh. 1757, 4o); Praefatio ad Joh. Alstorphii de hastis veterum opus posthumum (Amst. et Lipsiae, 1757, 4o); Tom. V Virgilii Maronis Operum sive Monumenlorum per totum opus sparsorum Index. (Rot. et Hag. C. 1764, 4o en 8o); Quaestiones literariae (Tr. a. Rh. 1767, 8o); Epistola ad.... Henr. van Rijn de veteris medici ocularii gemma sphragide prope Trajectum ad Mosam nuper eruta (Tr. a. Rh. 1774, 8o); Dionysii Catonis Disticha (Tr. a. Rh. 1778, 8o); Museum numarium Milano-Viscontianum (Tr. a. Rh. 1782, 4o; met Bouduin); Tabulae genealogicae sive stemmata deorum, regum, principum, virorum illustrium.... (Tr. a. Rh. z.j.
8o); Monogrammata historiae
Batavae (Tr. a. Rh. 1784, 8o).
Dat alles had in zijn dagen waarde als studie over philologie, archaeologie en historie. Meer blijvend nut heeft Saxe gesticht door zijn biographischen en bibliographischen arbeid. Hij gaf eerst uit: Onomasticum literarium sive Nomenclator praestantissimorum omnis aevi scriptorum, praecipue Graecorum et Latinorum (Tr. a. Rh. 1759, 4o), dat goede diensten heeft bewezen bij de studie der klassieken. In den loop der jaren heeft Saxe dit boek uitgebreid tot alle andere cultuurvolken. Zoo kon hij later uitgeven: Onomasticon literarium sive Nomenclator historico-criticus praestantissimorum omnis aetatis, populi, artium formulae