Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1271]
| |
Amsterdam in 1762, gest. te Leiden 29 Augustus 1806. Hoewel van hervormde ouders werd hij in 1778 aan het seminarium der Remonstranten te Amsterdam ingeschreven. In 1783 werd hij bevorderd tot proponent, wegens zijn erkende bekwaamheid zonder examen. Eerst in 1787 werd hij beroepen tot predikant te Noordwijk, van waar hij in 1790 naar Berkel vertrok. In 1794 werd hij beroepen door de gemeente te Leiden, waar hij 11 Mei zijn intrede deed: dit ambt heeft hij tot zijn dood bekleed. Als predikant had hij groote verdiensten; zijn Leerredenen zijn na zijn dood door Westerbaen uitgegeven. Hij was bovendien een der leden van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, die veel hebben gedaan voor het onderwijs en de ontwikkeling der lagere volksklassen; daarover heeft hij ook geschriften nagelaten. Daaruit volgt reeds, dat hij tot de Patriotten behoorde, zooals de meeste dissenters, vooral de predikanten van zijn tijd. Daardoor ook kwam hij er toe de geschiedenis van 1795 en volgende jaren te onderzoeken en te beschrijven. Hij gaf twee werken uit: Tafereel van de geschiedenis der jongste omwenteling in de Vereenigde Nederlanden (Amsterdam 1796, 8o; duitsche vert.: Abriss der Geschichte der neuesten Revolution in den Vereinigten Niederlanden, Göttingen 1800, 8o) en als vervolg daarop: Geschiedenis der staatsregeling voor het Bataafsche volk (Amsterdam 1799, 8o). Beide boeken behooren nog altijd tot de voornaamste bronnen voor de geschiedenis van de eerste jaren der Bataafsche republiek. Hoewel geen historicus van beroep en verstoken van ‘de vereischte hulpmiddelen, daar zij, die dezelve zouden kunnen en ook gaarne willen leveren, hun geheelen tijd aan het heil des vaderlands moeten toewijden’, besloot Rogge toch zijn krachten aan dit onderwerp te beproeven. Zooveel mogelijk heeft hij ‘echte bronnen nagespoord en getracht echte berichten’ te bekomen. Maar Rogge schreef onmiddellijk na de gebeurtenissen, zoodat hij in het algemeen alleen die wetenswaardigheden kon vermelden, waarover een opmerkzaam toeschouwer op dat oogenblik kon beschikken. Hij kende de feiten slechts, voor zoover zij gemeengoed van allen waren; de verborgen drijfveeren, waardoor zij werden bepaald, ontgingen hem. Niettemin heeft hij allerlei gegevens en stukken mogen gebruiken van staatslieden en anderen: ook heeft hij wel mondelinge inlichtingen verkregen. Rogge stond evenwel buiten de actieve politiek en was daardoor niet met de geheime roerselen der staatkunde vertrouwd. Maar hij was objectief genoeg om het geheel der dingen te kunnen overzien. Partijdig in den gewonen zin is hij niet. Hij was een warm voorstander der omwenteling en een overtuigd unitaris; maar zijn oordeel is gematigd, ook over den tegenstander. Zelden velt hij een oordeel over de gebeurtenissen; meestal moet dat worden opgemaakt uit den graad van welgevallen, waarmede hij de gebeurtenissen verhaalt. Vandaar, dat zijn meening over de staatsgrepen van 22 Jan. en 12 Juni dan ook geen geheim blijft. Anoniem gaf Rogge nog uit: Beknopte historie der onlusten in de Nederlanden, sedert de onderhandelingen over de gewapende neutraliteit in 1780 (In Brabant 1790-1792, 4 dln. 8o). Rogge huwde in 1788 te Alkmaar met Cornelia van Nievelt. Zie: Bibliotheek van Rem. geschriften, 226; Tideman, De Rem. Broederschap, 2e dr. 80, 85, 173, 229, 457, 461; Elias, Bijdrage tot de kennis van de historiographie der Bataafsche Republiek, 54 vlg. Brugmans |
|