door zijn eigen geloofsgenooten te Harlingen teruggehaald, omdat zijn medeleeraar Idts Foekes aldaar in zijn preeken aanstoot gaf. In 1613 werden hij en Hans de Ries heftig aangevallen in een geschriftje van Jacob Thomasz (zie art.), getiteld: Een vriendlijcke Aenspraeck etc. Verder behoorde hij tot de doopsgezinde voorgangers en oudsten, die moesten oordeelen over de kwestie met Rippert Eenkesz (kol. 457) te Workum. Ten slotte was hij mede-opsteller der zg. dertien vredes-artikelen, die Nittert Obbesz (kol. 1231) den 8en Sept. 1626 te Amsterdam onderteekende. Toen hij het daaropvolgende jaar overleed, verscheen een lijkdicht op hem, getiteld Weeklagte der bedrukte Gemoederen over den dood van den deugdzaamen, godzaligen en welsprekenden Jeme Jacobsz de Ringh (Franeker 1627), waarvan Maatschoen een exemplaar aantrof bij een gelijknamigen achterkleinzoon van den leeraar en in zijn Geschiedenisse der Mennoniten afdrukte.
Jeme de Ringh schreef naar aanleiding van het overlijden van Roscius (kol. 1272): Lijk-Predicatie, over het onnozel en droevig overlijden van Sgr. Dr. Anthoni Jacobsz (Leiden, Hoorn 1624), verder onder het pseudoniem van Ben Israels: Tractaet teghen het straffen der Buyten-getrouwden sonder onderscheydt (z. p. 1627, Amst. 1628). Een leerrede van de Ringh, handelende over Spr. 30: 24-28 vindt men achter in Kort Verhaal van het Leven en de Daden van Hans de Ries (1644).
Hij was waarschijnlijk gehuwd met een zuster van Sybrandt Hansz Cardinael (kol. 253). Minstens twee van zijn zonen vestigden zich te Amsterdam: Dirk Jemesz de Ringh (geb. te Harlingen omstr. 1608, gedoopt te Amsterdam in 1640, huwde aldaar als varensgezel in 1635 met Trijntje Claasdr.) en Claas Jemesz de R. (geb. te Harlingen omstr. 1611, gedoopt te Amsterdam in 1633, huwde aldaar als handschoenmaker in 1634 met Annetje Mattheusdr., in 1656 met Hendrikje Houtmans, door welk laatste huwelijk hij Gereformeerd werd). Zeer waarschijnlijk was een derde zoon ‘Jacob Imes’, die in 1631 te Amsterdam woonde op de Keizersgracht bij de Brouwersgracht en wiens vermogen toen geschat werd op ƒ 6000 (zie Frederiks, Kohier van den Tweehonderdsten Penning, 43). Volgens het Memoriaal voor Reinier Wybrandtsz werden in 1644 lidmaat der waterlandsche gemeente te Amsterdam de graanfactor Jelis (of Gilles) Arnoutsz Heyns, een zusterszoon van Jeme Jacobsz de Ringh, en zijn vrouw Saartie van Halma.
Het portret van Jeme de Ringh werd geschilderd door Lambert Jacobsz (kol. 913). Naar dit schilderij vervaardigde J. Folkema een gravure, die men o.a. met bijschrift van Adr. Spinneker gereproduceerd vindt bij Schijn-Maatschoen; er bestaat ook een gravure van W. Delff.
Zie: Schijn-Maatschoen, Geschiedenisse der Mennoniten III, 147 e.v.; Doopsgezinde Bijdragen (1864), 15, 53, 68, (1903), 58, 62, e.v., 71 e.v., 81 e.v.; Boekenoogen, Catalogus der werken over de Doopsgezinden.... in de Bibliotheek der Ver. Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam (1919), 186, 357; de Hoop Scheffer, Inventaris Doopsgezind Archief, passim; H.F. Wijnman, De Amsterdamsche rekenmeester Sybrandt Hansz Cardinael in Het Boek, 1930; Doop-, Trouw- en Begraafboeken Amsterdamsch Archief, verder de literatuur bij art. Lambert Jacobsz.
Wijnman