tere toespelingen op Pieter Pietersz, die mede aangeduid wordt met de namen Pieter Schaaf en Wrede-Stads-Bouwman. Jan Theunisz, die een jeugdvriend van Pieter Pietersz was geweest, was nl. zijn vijand geworden, omdat Pieter Pietersz zich schaarde aan de zijde van Hans de Ries bij diens twist met Nittert Obbesz (zie art.), waarop o.a. de volgende pamfletten van Jan Theunisz betrekking hebben: J(an) W(illemsz) Raechbesem.... tegen den Geest-drift ofte Geest-dryverye van Pieter Pietersz (Amst. 5 Mrt. 1627) en Antwoordt op sekeren brief van Pieter Pietersz Vermaander onder de Komen-Jannen tot Sardam (Amst. 19 Nov. 1627). Op hetzelfde onderwerp slaat een pamflet van Robbert Robbertsz le Canu (dl. I, kol. 561), getiteld Disputatie tusschen twie Huyslieden.... over het wechtrecken met der wuen van Pieter Pietersen Kistemaker en Vermaner in de Rijp eweest nu met der wuen etogen op Sardam (1627).
Pieter Pietersz zelf heeft vele stichtelijke werken geschreven, waaruit 's mans eenvoud en oprecht geloof blijken. Het eerst verscheen omstreeks 1625: De Wegh nae Vreden-Stadt: waer in ghewesen wordt hoe men die vrede mach bekomen (2de dr. Amst. 1629, 5de dr. 1642, 8e dr. z.j.); vervolgens verscheen anoniem Spiegel der Gierigheydt (Hoorn 1638); daarna De hemelsche bruyloft, handelende van 't ernstig nodigen, 't weygeren, 't bewilligen, heerlijkheyd der zelver enz. (de Rijp 1641, Amst. bij J. Kannewit z.j., Amst. bij J.J. Bouman z.j.); Tractaet van de Liefde 1. Cor. 13 (Alkmaar 1642); Spiegel der Barmhartigheydt (de Rijp 1642) en Toetzsteen om te proeven elck mensche, de wech sijns levens, of sij recht gaet na de stadt des vredes enz. (Franeker 1644 te zamen met De wegh nae Vreden-Stadt). In het Kort Verhael van het Leven en de Dadenvan Hans de Ries (de Rijp 1644), waarvan de schrijver niet bekend is, komt een leerrede van Pieter Pietersz voor, getiteld Stichtelijke predicatie van de Bloem te Saron, zijnde een doortoopende allegorie van 'l Hooglied. Deze predikatie was met een over Es. 38 reeds anoniem gedr. te Haarlem 1637.
Nog bij het leven van Pieter Pietersz werden al zijn werken verzameld en uitgegeven onder den titel: Opera, Pieter Pietersz. Dat is: Atles wat van dien rechtzinnighen Leeraer, inder eenvoudigheyd beschreven is (Harlingen, Wormerveer en Schagen, 1650-51, 2de dr. 1661, 3de dr. Amnst. 1666). Deze uitgaaf bevat de reeds genoemde werken (van De hemelsche bruyloft een 7de druk) en bovendien nog: Vredeschrift aen alle Doopsgezinden (of: Proeve des waren Christelycken Geloofs, in forma van een Zendtbrief aen seecker goeden Vriendt geschreven) en Eenighe Predicatien, Sentbrieven en Gebeden. Het tweede geschrift is waarschijnlijk gericht aan Jan Theunisz, omdat de voorrede eindigt met de woorden: ‘Leeft dan met opmerken en jaegt na 't beste’. Bovendien komen in de Toetz-steen en in de predicatien gedichten voor, die onderteekend zijn met de woorden ‘Jaeght na 't best’, waarschijnlijk de zinspreuk van Jan Theunisz.
Ten slotte komen nog gezangen van Pieter Pietersz voor in Stapel's Lusthof (1681).
Het portret van Pieter Pietersz vindt men o.a. bij Schijn-Maatschoen (naar een gravure van J. Folkema), met een onderschrift van Adriaan Spinniker.
Zie: de voorrede van Pieter Pietersz' Opera door Willem Symonsz Boogert; Schijn-Maatschoen, Geschiedenisse der Mennoniten II, 588 e.v.; Navorscher II, 23, 363, III, XXVI, LXVI; Engel Arentsz Dooregeest, Een kort verhaal van eenige merkwaardige geschiedenissen in Holland (1744), 73-76; Doops-