[Pars, Adriaan]
PARS (Adriaan), geb. 16 Oct. 1641 te 's Gravenhage, overl. te Katwijk 30 Mrt. 1719. Hij is te Leiden 12 Oct. 1658 ingeschreven als theol. stud. en werd 13 Mei 1671 predikant te Katwijk a.d. Rijn. De omgeving heeft hem er stellig toe gebracht de oudste geschiedenis van deze streek te onderzoeken. Het resultaat daarvan legde hij neer in zijn Catti aborigines Batavorum. Dat is: De Katten, de voorouders der Batavieren. Met kopere plaatkens (Leiden 1688, 8o, 2e dr. aldaar 1697, 8o; herdr. onder den titel: Catti aborigines Batavorum, ofte de twee Katwijken.... met de huizen te Britten en Sand. Met aant. van P. van der Schelling (Leiden 1745, 8o). Daarbij sluit weer aan zijn: Rijnsburgse oudheden (Leiden 1693, 8o). Het meest bekend is Pars gebleven door zijn Index Batavicus of Naamrol der Batavise en Hollandse schrijvers (Leiden 1690, 8o). Terecht zegt de Wind van dit werk: ‘Met groote naarstigheid heeft deze van de geschriften, ons vaderland betreffende, welke hij magtig kon worden, de titels opgegeven en meestal uittreksels uit de voorredenen geleverd. Doch hierbij bepaalt zich dan ook zijn arbeid, die, hoe veel goeds en min bekends ook hier en daar in zijn werk te vinden zijn moge, echter in geenen deele voor een oordeelkundig overzigt kan doorgaan, en zelfs, als bloote naamlijst beschouwd, gebrekkig en onvolledig is.’
Voorts schreef hij vele latijnsche en nederlandsche gelegenheidsgedichten en stichtelijke verzen, ook verscheiden theologische geschriften; o.a. Treurlied van den gekruisten Kristus... (Leiden 1685, 12o); Keten van Heerlijkheden ter eeren van de verheerlijkte Messias... (Leiden 1688), waarachter de eerste bijdragen van zijn Katwijksche Oudheden zijn uitgegeven; Messias vaticinans op de profeterende Heiland... (1693).
Zijn door A. van Halen geschilderd portret is in het Rijksmuseum te Amsterdam; A. van Zijlvelt en S. Fokke graveerden zijn portret.
Zie: de Wind, Bibliotheek der Ned. geschiedschrijvers II; Frederiks en van den Branden, Biogr. Woordenb. Ned. Lett. i.v.; te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ned. letterkunde II, 559 vlg.
Brugmans