1637 vermeldt het Memoriaal van Reinier Wybrandtsz hem als overleden; blijkbaar moet zijn dood niet lang te voren hebben plaats gevonden.
Men krijgt den indruk, dat Nittert Obbesz niet zeer oprecht was bij het verdedigen zijner meening; voorzichtig en beredeneerd, handelde hij naar gelang van omstandigheden, terwijl hij te zwak van karakter was om deze ooit te beheerschen. Aan den anderen kant moet men bedenken; dat hij als niet-gefortuneerde, die van zijn nering moest leven, zich moest verdedigen tegenover menschen, die in gezag en fortuin zijn meerderen waren en hem imponeerden.
Nittert Obbesz wordt in het kohier van den 200en Penning van 1631 (uitg. door Frederiks in 1890) vermeld als wonende in de Korstjespoortsteeg Zuidzijde, hoek Langestraat; zijn vermogen werd geschat op ƒ 1000. Uit zijn huwelijk met Annetje Burgersdr., die hem vele jaren overleefde, werden de volgende kinderen geboren: Wayntge Nittertsdr., geb. omstr. 1610, gedoopt 1640, trouwt te Amsterdam in 1642 den glazenmakersgezel Pieter Eldertsz; Jannetge Nittertsdr., geb. omstr. 1611, trouwt 1633 den lakenkooper Jacob Jansz. Eyloff, die spoedig overlijdt (uit dit huwelijk één zoon Nittert Jacobsz Eyloff, doopsgezind gedoopt te Amsterdam in 1651); Isack Nittertsz., geb. omstr. 1615, kleermaker, gedoopt 1640, trouwt in 1643 Liesge Claesdr.; Lijsbeth Nittertsdr., geb. omstr. 1619 (zie het prot. Not. J. van Loosdrecht te Amsterdam, no. 1978, 43), gedoopt 1640; Rebecca Nittertsdr., geb. omstr. 1622, gedoopt 1642, trouwt in 1641 den vlotschuitevoerder Willem Jansz. de Vries, die naar Oost-Indië vertrekt en daar in 1648 sterft. Zij verviel daarna tot dronkenschap en oneerbaar leven; ‘uit consideratie voor de vader Nittert Obbes’ werd echter haar kind sinds 1660 door de dienaren der waterlandsche gemeente grootgebracht.
Zie: Schijn-Maatschoen, Geschiedenisse der Mennoniten III (1745), 85 e.v., 90 e.v.; Blaupot ten Cate, Geschiedenis der Doopsgezinden in Holland enz. I (1847), 273; de Hoop Scheffer, Inventaris Doopsgezind Archief II, 169, 175 e.v.; dez., Catalogus Doopsgezinde Bibliotheek II, 51; Bockenoogen, Catalogus Doopsgezinde Bibliotheek 111; Rogge, Pamfletten-Catalogus II, 2, 57; Knuttel, 3632, 3713; W.J. van Douwen, Socinianen en Doopsgezinden 36 e.v.; W.J. Kühler, Het Socinianisme in Nederland (1912), 114-130; J.C. van Slee, De Geschiedenis van het Socinianisme in de Nederlanden (1914), 146 e.v.; P. Leendertsz, Het Leven van Vondel, 111; H.F. Wijnman, Jan Theunisz alias Joannes Antonides in het Jaarboek Amstelodamum-1928, 25e jaarg., 77 e.v.; H.H. Knippenberg, Reyer Anslo, 12; J.G. en P.J. Frederiks, Kohier van den Tweehonderdsten Penning voor Amsterdam over 1631 (1890), 12; Lidmatenboek en Banboek in het Doopsgezind Archief te Amsterdam; Pui-register in het amsterdamsch Gemeente-Archief.
Wijnman