[Nortier, Jan Frans]
NORTIER (Jan Frans), Jezuïet, geb. te Vlissingen, uit protestantsche ouders, overl. te Brussel 24 Dec. 1808. Hij verklaarde zelf, dat hij te Vlissingen was geboren, 21 Febr. 1726. doch komt in de doopregisters niet voor. De familie Nortier was aldaar niet onbekend. Er woonde een Pieter Nortier, wiens zoon Philippus 4 Mei 1735 werd geboren. Abraham N. afkomstig van Sluis, werd 15 Oct. 1728 poorter der stad. De verloskundige, lector aan de klinische school te Rotterdam, Adr. Nortier, was ook geb. te Vlissingen (dl. II, kol. 1005).
Op 18-jarigen leeftijd was Jan Frans N. katholiek geworden. 16 Oct. 1751 trad hij in de orde der Jezuïeten in Mexico, Twee jaar later legde hij de gewone geloften af. 1761 werd hij priester gewijd door den aartsbisschop van Mexico. Hij was werkzaam in de missie bij de Indianen in het gebergte van Tarauma. Toen de koning van Spanje, Karel III, een vervolging tegen de Sociëteit begon, 1767, bevond pater Nortier zich op den missiepost Tutuaca. Op koninklijk bevel moesten, zoowel in Spanje als in de overzeesche bezittingen, alle Jezuïeten gevangen genomen en gehouden worden: zonder vorm van proces. 25 Juni 1767 werd het bevel in Mexico uitgevoerd. De overste der missie beval, gedwongen door de militaire macht, dat alle paters hun posten moesten verlaten. Allen kwamen zich gevangen geven. Met diepe zielesmart verliet pater Nortier zijn bloeiende missiestatie en kwam te Vera-Cruz aan, waar hij ingescheept werd op de Nuestra Senora la Antigua, 19 Nov. 1767. In het begin van 1768 landde hij te Cadix, waar hij in het klooster Puerto Sta Maria bij nog vele andere paters werd opgesloten. Eenige maanden later kwamen de duitsche paters hun tot deelen. Keizerin Maria Theresia verkreeg, dat