prijst om zijn ijver en arbeid, zijn welsprekendheid en vriendelijkheid (Batavia Sacra II, 242). Hij overleed vroegtijdig na vier of vijf jaar pastoraat.
In het Necr. Harlem. in De Katholiek LXII, 72, 243, wordt zijn dood gesteld op 16 Nov. 1687. Een nieuw aangelegd doopboek, door W. Moulart bijgehouden tot zijn dood, berust op het stadhuis te 's Gravenhage (Bijdr. bisd. Haarlem XVIII, 346).
Fruytier.