Tervuren gedirigeerd, maar hem werd de weg versperd door een leger onder prins Frederik, dat daar post gevat had om den Luikenaren te beletten, het brusselsche gepeupel te hulp te komen. Van der Meere werd door den raad der burger-garde tot commandant van Brussel benoemd, maar toen de leden daarvan, beangst voor het grauw, naar Valenciennes vluchtten, ging hij ook daarheen. Hij keerde spoedig terug, maar toen was er 26 Sept. reeds een voorloopig gouvernement gevormd. Op 4 Oct. trad van der Meere in dienst van dit gouvernement en werd hij o.a. belast met den aankoop van geweren te Luik.
Op 27 Jan.1831 werd van der Meere benoemd tot generaal-majoor en militair gouverneur van Zuid-Brabant.
Nadat de koning van Frankrijk de kroon van België in naam van zijn tweeden zoon, die 3 Febr. 1831 gekozen was, geweigerd had, heeft van der Meere getracht, prins Frederik van Salm-Kyrburg op den voorgrond te stellen, maar dit had geen gevolg.
Bij de troebelen van 25 tot 28 Maart d.a.v. vond hij geen steun bij den regent en het ministerie en op laatstgenoemden dag nam hij ontslag. O.a. werd op dien dag het huis van den fabrikant Prévinaire geplunderd; deze verhuisde daarom met zijn fabriek naar Haarlem.
Op 20 Apr. werd hij tot commandant der provincie Luik benoemd, waar niets dan oranjegezinden (vooral onder de arbeiders van John Cockerill te Seraing) en Franschgezinden waren. Hij heeft van toen tot den Tiendaagschen veldtocht met veel moeite de rust in die provincie bewaard.
Op 21 Apr. werd Limburg bij zijn commando gevoegd, en op 20 Aug., na genoemden veldtocht, werd hij ontlast van het commando der provincie Luik, zoodat hem alleen het in dit opzicht onbeduidende Limburg overbleef.
In het begin van Nov. 1831 werd hij op non-activiteit gesteld en zette hij zich neder op het kasteel Kruishautem in Oost-Vlaanderen, maar op 6 Apr. 1834, toen het grauw van Brussel de huizen plunderde van hen, die den Prins van Oranje, wiens paarden publiek verkocht waren, deze paarden aanboden, na ze opgekocht te hebben, werd van der Meere weder actief en commandant van het deel van Brussel, waar die plunderingen plaats hadden. Hij herstelde spoedig de orde. Maar hij keerde terug naar Kruishautem en kwam niet weder in actieven dienst.
Willem II, die altijd gehoopt had, dat België door zijn stamhuis teruggewonnen zou worden, beging de fout om kort na zijn troonsbestijging met eenige ontevreden Belgen, als de Potter, van Gobbelschroy en generaal van der Smissen, onderhandelingen over een herstel der dynastie van Oranje in België aan te knoopen. Van der Meere was hierin ook betrokken en op 25 Sept. 1841 zou een staatsgreep plaats hebben, toen de Koning, daar hem gebleken was, dat men in Nederland de lucht van het plan gekregen had en daarover zeer ontevreden was, zich op het laatste oogenblik terugtrok. Van der Meere en van der Smissen werden gevangen genomen, hun proces werd in Mrt. 1842 behandeld en zij werden tot gevangenisstraf veroordeeld. Van der Smissen wist te ontsnappen en de straf van van der Meere werd 23 Febr. 1843 veranderd in eeuwigdurende verbanning.
Hij ging te Calais en eenige jaren later te Amiens wonen, is van 1858 tot 1860 te Bahia in Brazilië geweest en heeft zich daarna te Parijs neergezet,