[Maire, Mr. Jacob le]
MAIRE (Mr. Jacob le), jongste zoon van Ds. Johannes (dl. VII, kol. 835), die 4 Juni 1642 te Amsterdam was overleden, en van Maria Cocquiel dict Mercier: hij werd geb. te Amsterdam, geboortejaar en plaats en datum van overlijden zijn onbekend. Hij studeerde in de rechten, waarin hij te Caen in Normandië promoveerde. De terugreis naar het vaderland deed hij over Engeland om zijn zuster Susanna te bezoeken, gehuwd met William Cooper in het graafschap Essex. De rechtspractijk leerde hij vervolgens te Amsterdam bij den advocaat Mr. Rog. In 1642 gaf hij gehoor aan de opdracht der W.I.C. om te Mauritsstad of Pernambuco in Brazilië een rechtbank op te richten naar de wijze van Amsterdam. Hij werd daar haar advocaat benevens haar fiscaal in het crimineele, zoowel voor militaire als maritieme zaken. Na de verovering van onze bezittingen in Brazilië door de Portugeezen, verliet le M., die daar inmiddels getrouwd was, met zijn vrouw en twee kinderen deze stad (1654) en woonde vervolgens drie jaren in Amsterdam en den Haag. ln 1657 werd hij door Hunne Hoogmogenden van een commissie voorzien om als hun ordinaris resident naar Denemarken te gaan, waar hij zijn verblijf koos te Elseneur a.d. Sont. Na het vertrek van Coenraad van Beuningen verving hij deze tijdelijk als ambassadeur te Kopenhagen. Op verzoek van den deenschen Koning keerde hij echter naar Elseneur terug, daar hij den vorst beter daar dan in de weldra te belegeren residentie kon dienen. Het slot Kronenburg, waar hij met de zijnen gehuisvest was, werd formeel door de Zweden belegerd, wien hij vruchteloos verzocht hem naar patria te laten vertrekken. Le M. maakte zich hier zeer verdienstelijk, doordat hij er in slaagde Karel X
Gustaaf te bewegen de veertien door hem genomen hollandsche graanschepen, die te Danzig geladen hadden, vrij te geven. Intusschen stond het te vreezen, dat deze vorst van zijn resident Appelboom in den Haag vernemen zou de secrete resolutie der St. Gen. om Denemarken tegen hem te steunen, reden waarom hij zich zoo haastte om weg te komen. Op de hollandsche kust aangekomen, ontmoette hij Obdam zeilree met een volgens le M. veel te zwakke vloot van 14 schepen, terwijl de zweedsche er reeds 18 heel goed voorziene vaartuigen tegenover kon stellen. Den gedeputeerden op de vloot, van Amerongen, van Vlooswyek en van Hoorn, wist hij te beduiden te wachten tot hij aan de St. Gen. en die van Holland zijn rapport had uitgebracht. Na een zeer gevaarlijke reis, door een storm op de friesche kust aangespoeld, kwam hij toch behouden te Amsterdam. Dag en nacht werd gewerkt aan de versterking onzer vloot. Begin October werd Obdam met 35 schepen en 4000 man landingstroepen naar het oosten gezonden. Op 8 Nov. 1658 werd Wrangel verslagen en de Sontpassage geforceerd. Wij verloren Witte de With en Pieter Floriszoon; dank zij den krachtigen bijstand van Aert van Nes bracht Obdam