Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1087]
| |
heid en werd predikant te Bleskensgraaf in 1663, te Dordrecht (tegelijk met zijn broeder Isaac, die voorgaat in 1637. Gedurende 1643 tot 1645 was hij predikant bij het buitengewone gezantschap van de Staten naar Engeland, hetgeen hem de gelegenheid bood om eenige engelsche hoogescholen te bezoeken. Teruggekeerd schreef hij: Historie der beroerten van Engelandt aengaende deveelderley secten die aldaer in de kercke Jesu Christi zijn onstaen (Dordr. 1647). Voorts is van hem verschenen: Florum sparsio ad historiam passionis Jesu Christi (Dordr. 1672; herdr. Utr. 1701); Agnostica sacra, sive syntagma vocum et phrasium agonisticarum quae in S. Scriptura imprimisvero in epistolis S. Pauli apostoli occurrunt (Roterod. 1657; herdr. cum additamentis Zutfen en Deventer 1700), vert. in het Nederlandsch (Rott. 1744); Coena dominica litteratorum (Dordr. 1639); Syntagma sacrum de re militari, nec non de jure jurando dissertatio theologica (Dordr. 1698); Vrolicke uren des doodts ofte der wijsen vermaeck (Dordr. 1640; herdr. 1662 en 1750); Belgicum gloriosum (Dordr. 1640; 1668), ook door hem vertaald als: Het verheerlykte ofte verhoogde Nederland (Dordr. 1668); tegen den Jezuïet C. Hazart schreef hij: Antwerpschen uyl in doodsnoot (1671); Het overlijden van den antwerpschen uyl (1671); Laetste olyssel van den antwerpschen uyl in doodtsnoodt en Laetsten duyvelsdreck ofte ongehoorde grouwelen van paepsche leeraers onser eeuwen, na zijn dood verschenen (Dordr. 1687), een vervolg van Den Roomschen uylen-spiegel (Amst. 1671; herdr. 1716). De catalogus van zijn bibliotheek is nog te vinden; brieven van hem bewaart de leidsche universiteitsbibliotheek. Zie: Herzog's Realencyklopädie für protest. Theologie und Kirche (Leipz. 1903), 27 v.; B. Glasius, Godgeleerd Nederland ('s Hertog. 1851-1856) II, 419-421; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans 1900), 385 v.; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl. 105, 112. Knipscheer |
|