[Lindo, Philip Moravier]
LINDO (Philip Moravier), geb. te Londen 13 Mrt. 1822, overl. te Delft 23 Sept. 1892, was in zijn jonge jaren schilder. In 1849 vestigde hij zich te Dùsseldorf, waar hij lid werd van den Dùsseldorfer Malkasten. Een jarenlang bijgehouden Chronica de rebus Malcastaniensibus, uitgegeven aldaar in 1873, geschreven in ouderwetsch Hoogduitsch, vermeldt hem herhaaldelijk met eere en heeft ook op blz. 55 zijn welgelijkend portret. Daarin komt op blz. 56 een in de nederlandsche taal gehouden afscheidsrede van zijn medelid Nijhoff voor. Men leert hieruit het vroolijke leven dezer schildersbent kennen.
In Nov. 1861 nam hij afscheid van Düsseldorf, daar hij een aanbieding gekregen had van den eigenaar der 's Gravenhaagsche gasfabriek Goldsmith om daar als onder-directeur op te treden. Hij is daar slechts kort werkzaam geweest, daar de werkkring hem niet beviel. In Jan. 1862 nam hij ontslag en vestigde hij zich te Rotterdam, terwijl hij te Delfshaven een cementfabriek oprichtte, die ook buizen en holle steenen vervaardigde. In 1867 werd deze zaak in een naamlooze vennootschap omgezet en verplaatst naar Vrijenban (thans gemeente Delft).
Lindo's cement was zoo goed, dat een riool van 1.80 bij 1.20 M. doorsnede een belasting veel zwaarder dan ooit voorkomt, uithield. Een proef om cementsteenen, hydraulisch geperst in den vorm van metseJsteenen, in den handel te brengen, mislukte. Een zeer groot stuk, door hem vervaardigd, is het reservoir van den watertoren der Delftsche waterleiding.
Het Koninklijk instituut van ingenieurs benoemde in 1882 een commissie tot onderzoek naar het weerstandsvermogen van holle metselsteenen De proeven werden in de fabriek van Lindo genomen en zijn beschreven in een bijlage van de notulen van het instituut van 14 Juni 1883, blz. 105.
Hij deelde het een en ander over een veiligheidskoppeling voor spoorwegrijtuigen, door hem