[Linden, Henricus Antonides van der]
LINDEN (Henricus Antonides van der), eigenlijk zich zelven noemende: Henricus Antonii Nerdenus, geb. te Naarden 13 Febr. 1546, overl. te Franeker 14 Maart 1614. Zijn ouders waren: Antonius, schoolmeester, en Henrica van Loosdrecht. Hij was gehuwd met Ludovica Herberts Wijncoop, een geldersche, en had bij zijn sterven vijf zonen. In de St.Maartenskerk te Franeker is zijn graf. Eerst zijn nazaten namen den naam van der Linden aan, en voegden dien aan den zijne toe. Een leerling was hij van de reguliere kanunniken in Naarden, maar reeds vóór 1567 beleed hij de gevoelens der hervormden, waarom hij met den marteldood voor oogen werd gekerkerd. Hij wist te vluchten; zijn vader en vele verwanten vonden den dood in den moord te Naarden op 1 Dec. 1572. In Oostfriesland moest hij in eigen onderhoud voorzien, maar wist zich in de bijbelsche talen en de godgeleerde studiën zóó te bekwamen, dat hij in die dagen schreef: Adolescentia seu exilium, hoc est historia Tobiae, poetica paraphrasi reddita (uitgegeven in 1611). In 1573 werd hij predikant te Dijkhuizen, in 1579 te Enkhuizen. In 1582 is hij vruchteloos te Leeuwarden beroepen (Romein, a.w., 13, aant. 1); in 1585 benoemd tot hoogleeraar te Franeker. Hier dankte hij namens de hoogleeraren Abel Frankena (zie in dit deel, kol. 565) voor hetgeen deze namens de overheid gesproken had bij de opening van de nieuwe academie, en verbond daaraan den wensch, dat de hoogeschool onder hoogeren zege rijke vruchten mocht afwerpen, en de verzekering, dat hij en zijn ambtgenooten zich daartoe zouden beijveren. Terstond hield hij nu de
inwijdnigsrede, die met een ernstig gebed werd besloten. Met Sybrandus Lubbertus (dl. II, kol. 843-849) en Martinus Lydius (zie in dit deel, in voce) is hij naar Leeuwarden afgevaardigd om een geschil te helpen beslechten, waarop hij wederom in 1590 naar deze stad beroepen is (verhaalt Boeles, a.w. 11, 37). In 1603 reisde hij voor een zelfde doel naar Bolsward. De leidsche hoogeschool schonk hem den titel van doctor 7 Aug. 1593. De gemeente te Alkmaar beriep hem vergeels in 1596. Ook gaf hij een handleiding voor aanstaande predikanten uit: Episcopus. Tabula de proprietalibus Episcopi, seu ministri verbi Dei ex Fontibus Israelis extrucia, in usum candidatorum ministerii verbi studiosorum (Franeq. 1587), later: De correctione fratrum ecctesiastica aphorismi. Talrijke disputen onder zijn leiding door studenten gehouden zijn bewaard in: Systema theologicum disputationibus publicis propositum in academia Franequerensi (Fran. 1611). In hetzelfde jaar gal hij een opsomming van zijn letterarbeid in druk met den titel: Catalogus laborum litterariorum annis jam XXVI variis temporibus et tocis elucubratorum (Fran. 1611). Ubbo Emmius (dl. VII, kol. 408) noemde hem ‘vir insigniter facundus’. Nog in den laten avond zijns levens gaf hij op veler aandrang een gedenkboek uit van de inwijding der academie: Initia academiae frannequerensis, ejusdem templi et gubernatio-