de laatste Jaren, blijspel in verzen (Deventer 1853); verder de blijspelen De dansmeester Hoogheid, Hierna beter en De Proef. Inmiddels was anoniem van hem verschenen: Waakt Protestanten! Teekenen des tijds (Utr. 1841); onder pseud. Dr. L.: Humor en Ernst, in Gedachten en Opmerkingen nopens de Rapporten over de geneeskundige Staatsregeling in 1841-1842 (Deventer 1842); onder het reeds genoemde pseudoniem Joris Bromminck: Acädemisch legaal van een oud-student (Utr. 1842); De woorden des zieners tot zijne broederen (Utr. 1845) en Waarachtige physiologie van den student of het kieken in den dop (Deventer 1846), terwijl door hem vertaald werd: Szokalski, Negen brieven over het congres van geneeskunstbeoefenaren in Frankrijk (Zutphen 1847). Onder het
pseudoniem Titus schreef hij nog: Aart en oorsprong der Christelijke godsdienst, naar het Fransch van Ch. Franç. Dupuis (Amst. 1859) en Dankbaar antwoord aan den Nederlandschen vertaler van de brochure: Heeft Napoleon I ooit geleefd? van wijlen pater J.P. Péres, en het juiste zijner beweringen aangeloond (Amst. 1862). Op het terrein der vrijmetselarij bewegen zich: Eeuwgeest en vrijmetselarij (Utrecht 5855, 1855) en Mozaiek-werk in proza en poesie van 5845-5868 bijeengebracht voor B.B. V.V. M.M.: (Zwolle, 5869, 1869). Bovendien blijkt uit opstellen van zijn hand in het Jaarboekje voor Vrijmetselaars en in het Maçonniek Weekblad, dat hij een overtuigd vrijmetselaar was. In de Muzen- Almanak publiceerde hij nu en dan dichterlijke bijdragen; waarschijnlijk ook in Daphne, 1853-1856 (pseud. Dr. L.?).
Zijn ervaringen in Amerika zette hij uiteen in: Iowa, een bijdrage tot de kennis van den staatkundigen en staathuishoudelijken toestand van de Ver. Staten in 't algemeen en van genoemden Midden-Staat in 't bijzonder (Amst. 1875); De nieuwe Nederlandsche volksplanting in Sioux- Co, Iowa. (Vereenigde Staten), eene bij uitnemendheid geslaagde onderneming (Amst. 1875) en Gelden, rentende 7% onder verband van 1e hypotheek ten bedrage van niet meer dan een derde der waarde van, en uitgezet op landerijen en vaste goederen, bezeten en bestuurd door Nederlanders; de voordeeligste en zekerste geldbelegging ter wereld (Amst. 1876).
Op medisch gebied schreef hij ten slotte: Alphabetisch artsenij-zakboek, met inachtneming der nieuwe Nederlandsche pharmacopea (Deventer 1854), te zamen met zijn broeder, die voorgaat, een beknopt leerboek der verloskunde en de bijdrage in een geschrift van zijn vader, eveneens hiervoor genoemd.
Een portret van A.F.H. de Lespinasse komt voor in bovengenoemd Mozaiek-werk.
Zie: Album Stud. Utrecht; Brinkman's Catalogus; Frederiks en van den Branden, Biogr. Woordenb. der Noord- en Z. Ned. Letterkunde, 2e dr., 467; Winkler Prins, Encyclopedie XI, 282; v. Doorninck, Vermomde en naamlooze schrijvers I (1883), 76, 135, 338.
Wijnman