[Kaempfer, Engelbrecht]
KAEMPFER (Engelbrecht), geb. te Lemgo (Lippe) 1651, overl. aldaar 1716. Deze wereldreiziger, die in zijn jeugd de studie der medicijnen beoefend had, bezocht verschillende europeesche landen, o.a. Zweden, welks koning hem als secretaris toevoegde aan een ambassade naar Rusland en Perzië. De twee jaren te Ispahan doorgebracht, besteedde hij tot het vergaren van bouwstoffen voor een beschrijving van dat rijk. Daar heeft hij waarschijnlijk relaties aangeknoopt met dienaren onzer O.I.C.; hij is althans als heelmeester in haar dienst getreden en heeft daardoor ook Ceilon, Coromandel en Bengalen leeren kennen. In 1689 was hij weer te Batavia, bereisde vervolgens geheel Java, bezocht toen Japan (1690), waar hij tweemaal de jaarlijksche hofreis meemaakte. Na 1692 vertoefde hij nog korten tijd te Batavia, waarna hij zich als lijfarts van den vorst van Lippe in zijn geboorteplaats vestigde.
Groote verplichtingen heeft K. gehad aan den G.-G. Joh. Camphuijs (dl. VI, kol. 263). Deze was een van de weinige landvoogden, die niet alleen aan handelsbelangen hun aandacht wijdden, maar ook de wetenschap bevorderden. Hij, die zelfs nog op zijn laatste ziekbed den botanicus Rumphius aanwijzingen gaf voor diens kruidboek, die Valentijn zijn historische aanteekeningen ter hand stelde voor diens belangrijk ‘Oud en Nieuw O. Indië’, toonde ook jegens Kaempfer zijn ruime opvatting, door hem zijn gegevens te verstrekken voor diens bekend werk over Japan, waar Camphuijs tot driemaal toe het hoofd der factorij op Deshima