Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8
(1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 918]
| |
den H. Cunibert te Keulen en protonotarius bij het generaal vicariaat aldaar. Bij testament van 18 Sept. 1721 stichtte hij in de kerk van zijn geboorteplaats een beneficie van twee wekelijksche missen en een uitdeeling aan 12 arme lieden. In de kerk van St. Gereon te Keulen, waar hij kapelaan was geweest, stichtte hij eveneens een beneficie, echter bij voorkeur voor geestelijken uit zijn familie. Voorts stichtte hij voor jongelieden, afstammende van zijn broeder Jan Jansen en van zijn zusters Elisabeth Jansen, gehuwd met Hendrik Schampers, en Gertrudis Jansen, gehuwd met Jacob van Daelen, zoo nochtans dat de afstammelingen van zijn broeder, die den naam van Jansen voeren, aan de overige zullen voorgetrokken worden de volgende beurzen: a, een beurs voor de studie der humaniora, groot 's jaars 25 rijksdaalders, b. van 40 rijksdaalders 's jaars voor een jongeling, die gedurende vijf jaren de philosophie, de theologie of de jurisprudentie studeerde, c. 20 rijksdaalders 's jaars voor den priestertitel van een student, die missionaris wilde worden; d. 12 daalders 's jaars aan jongelingen of meisjes, die gedurende twee of drie jaren een handwerk leerden. Bij gebrek aan bloedverwanten hadden recht op de beurzen jongelieden uit Horst en aangrenzende dorpen. Vergevers zijn in Pruisen de wijbisschop van Keulen en een lid der familie en in Nederland de pastoor van Horst en een der bloedverwanten. Zie: Jos. Habets, De Siudiebeurzen in Nederlandsch Limburg 39-45; dez., Geschiedenis van het tegenwoordige bisdom Roermond III, 611; Adolf Steffens, Geschiedenis der aloude heerlijkheid en der heeren van ter Horst, 185-188. Verzijl |
|