deringen naar Altona en wisten door bemiddeling van keizer Rudolf II van het stadsbestuur een vrijbrief te verkrijgen voor het houden hunner bijeenkomsten. Deze omstandigheid heeft tot den opbloei der voorstad niet weinig bijgedragen. Hler verkreeg v.I. zijn laatste standplaats en heeft er als pastoor zes jaren lang gearbeid. In 1597 kwam hij daar nog onverwacht te sterven. Toch heeft een Jezuïet, uit Schotland afkomstig, Jacob Gordon geheeten, die als schipbreukeling te Hamburg was geland, hem nog de Sacramenten der Stervenden kunnen toedienen. Deze volgde hem op als missionaris te Altona en aldus is die statie aan de Orde der Jezuïeten gekomen, Men begroef v.I. in het voormalig klooster der Benedictinessen te Buxtehude, niet ver van Hamburg gelegen. Zijn broeder, Jan v. Isselt, is zijn eenige erfgenaam geweest. Waarschijnlijk slaat op dezen het bericht van het ‘Policeyboek’ der stad Amersfoort, waarbij een I.v. Isselt op 27 Oct. 1606 werd aangezegd, dat hij uit de stad zou verbannen worden, zoo hij het nogmaals waagde bij een roomsche godsdienstoefening tegenwoordig te zijn. Wij moeten ten slotte nog spreken over de beteekenis van v.I. als geschiedschrijver. Behalve met de geschiedenis van Keulen, heeft hij zich ook met de lotgevallen van zijn vaderland bezig gehouden. Prof. Blok karakteriseert hem, den schrijver der Historia sui temporis, als vertegenwoordiger van een katholieke en koningsgezinde, maar
tevens sterk nederlandsche politiek. Deze Historia is zijn voornaamste werk geweest; voor het tijdvak 1555-1566 volgde hij Florens van der Haer op den voet; eerst dan begint v.I. zelfstandig de gebeurtenissen te verhalen en zet dat voort tot 1580. Hetgeen daarna volgt is door den keulschen drukker A. Quentelius, die het boek in 1602 uitgaf, uit andere schrijvers, het meest uit Surius, eraan toegevoegd. Het geschiedwerk verdient aanbeveling, ook om zijn frisschen verhaaltrant en keurig Latijn. Vervolgens moet hem het eerste gedeelte van de compilatorische Jaarboeken toegekend worden, welke den titel dragen van Mercurius Gallo-Belgicus, beginnende met 1588, en na zijn dood door anderen voortgezet.
Over hem: Archief aartsb. Utrecht (1895), 445; Dreves, Gesch. der Kath. Gemeinden Hamb. Altona (verkeerdelijk is v.I. daar als Jezuïet voorgesteld); dez., Litterae annuae Miss. Hamb. 1589-1781; Hist. Pol. Blätler XC, 407; v. Rootselaar, Amersfoort I, 145.
A. Hensen