der XI tot het einde der XVI eeuw (Leeuwarden 1758-1765, 2 dln. fol.), dat voor deze materie nog altijd groote waarde heeft; Bedenkingen over de leering, het verstand en den zin van 't Selwerder Landreght II Boek Art. XXIX (Werken Pro. Exc. Iure Patr. II, 159 vlg. Gron. 1773, 8o); Zedig en vrymoedig onderzoek of de volmagten ten landtsdage van Frieslandt volgens de fundamenteele welten van die provincie en de procuratien, welke jaarlijks aan de volmagten gegev en worden, tot het exerceeren van criminele jurisdictie geregtigd en bevoegd, en de tegens hem genomene decreten met de regels van justitie overeen te brengen zijn, met enige reflexien, over de algemeene plichten der overheden en rigters (Groningen, Amsterdam 1777, fol.), een document uit den bovengenoemden strijd van van Idsinga met de Staten van Friesland, dat evenwel een meer algemeene strekking en beteekenis heeft; Verhandeling over de invoering van het Justiniaansche regt in Friesland (Leeuwarden 1766). Bovendien bestaat nog van hem in handschrift: Korte inhoud van een Discours over de Regeering der Vereenigde Nederlanden en van de Hooge collegiën in dezelve, in 't breede ingesteld door den Heer Simon van Slingelandt. Met eenige bijvoegingen, ophelderingen en aanmerkingen vermeerderd. Van Idsinga was in 1750 gehuwd met Johanna Catharina Knock.
Zie behalve de gewone biographische woordenboeken: Maandblad de Ned. Leeuw 1902, 75 vlg.; Verward Friesland (1748), passim; Wagenaar, XX, 198 vlg.; van Kampen, Gesch. der Ned. Lett. III, 149 vlg.; Bouman, Gesch. der Geld. hoogeschool II, 161 vlg.
Brugmans