[Hulsebos, Adriaan Jacobsz. Heijndrichs]
HULSEBOS (Adriaan Jacobsz. [Heijndrichs]), of Hulse(n)bosch, Hulzebos, in 1622 verdronken op een dienstreis bij Amboina. Hij was sedert het vorige jaar de eerste predikant van Batavia, en heeft nog J.A. Dubbeltrijk (zie in dit deel kol. 432) als ambtgenoot geordend. Hij was vroeger schoolmeester te Ilpendam en bood zich op 19 Febr. 1615 te Amsterdam bij den kerkeraad aan voor den dienst in Oost-Indië. De classis Amsterdam heeft hem 26 April 1615 daartoe in het leeraarsambt bevestigd. Eerst was hij vloot- en legerpredikant; sedert 1617 was hij te Jakatra (het latere Batavia) predikant. Eenige brieven van hem, geschreven aan de classis Amsterdam, zijn bekend. De weduwe, die hij naliet, werd tot een vereering voor de door hem bewezen diensten begiftigd met duizend caroli guldens ‘uijt een pure liberaliteijt ende gratuiteijt’. Hij was gezeten in de raadsvergadering der Nederlanders in het fort Jakatra met J.P. Coen (dl. VI, kol. 311-316) en werd geprezen o.a. omdat hij het karakter en den aard der inlanders doorzag.
Zie: C.A.L. van Troostenburg de Bruijn, Biogr. Woordenboek van Oost- Ind. predikanten (Nijmegen 1893), 202 v.
Knipscheer