gemelde stad) geconcludeerd is, beneevens derselver rangh (1748). Een exemplaar hiervan, waarin in margine de namen der met teekens aangeduide personen vermeld staan, komt voor in het familiearchief, dat voorts van zijn hand bevat een Memorie specteerende de Capittelduynen te 's Gravesande, als ook een Memorie betr. het Staalduyn, en een over den Overlast van het conyn (1766), en over de Heerlijkheid Hondsholredijk. In 1769, na het overlijden van Willem van Haren, belastten rector magnificus en senaat der hoogeschool van Leiden hem met de administratie der bibliotheek van Thysius. Zeker is hij ook de dichter van Leyden tot dankbaarheid verwekt op het tweede eeuw-getij der
heuchelijke ontzettingen door J.H. (1774). Na zijn dood verscheen het zeldzame pamflet (Knuttel 22366): Berichten uit het rijk der dooden of zamenspraak tusschen den baron Torcq van Rozendael, Petrus Camper en Mr. Jan Hubrecht, meesterknaap van Holland. In het rijk der dooden. Bij Grisbourdon, zoon des duivels en comp. (1794).
Op 28 Mei 1743 huwde hij met zijn nicht Agatha Lydia van Lanschot, geb. te Leiden 17 Nov. 1723. aldaar overl. 13 Nov. 1807, dochter van Mr. Johan van Lanschot, burgemeester van Leiden, en van Françoise Margaretha Meerman, dochter van Mr. Gerard M. Van haar bestaat nog een silhouette van 1780. Zij hadden behalve drie op zeer jongen leeftijd gestorven kinderen, een zoon Josias Johan, die volgt, en een dochter Joanna Françoise Agatha (geb. 1753), gehuwd met Anthony Gustaaf baron van Boetzelaer (dit dl. kol. 138).
Frans van Mieris de jonge (1689-1763) schilderde zijn portret ten voeten uit, hem voorstellend op negenjarigen leeftijd, als ook die van hem en zijn gade, beide kniestukken.
Bartelds