[Houte, Mr. Jacob van den]
HOUTE (Mr. Jacob van den), geb. te Zierikzee (gedoopt 19 Nov. 1760), overl. te 's Gravenhage 10 Febr. 1812, was de zoon van Anthonie Johan van den Houte, kapitein eener compagnie voetvolk, later commies der convoolen en licenten en weesmeester, en Johanna van Duyn.
Hij studeerde te Utrecht, maar liet zich eerst kort voor zijn promotie in Juni 1780 als student inschrijven en promoveerde aldaar in de rechten 3 Juli d.a.v. op een dissertatie De officio curatoris in administrandis bonis minorum.
In hetzelfde jaar word hij secretaris der Rekenkamer van Zierikzee. Op 18 Jan. 1788 werd hij secretaris der Rekenkamer van Zeeland, waarvoor hij zich metterwoon te Middelburg vestigde.
Op 16 Aug. 1796 werd hij om zijn oranjegezindheid en ook omdat hij de schoonzoon was van den voormaligen raadpensionaris van de Spiegel (dl. V, kol. 786), tegelijk met vele andere oranjgezinden eervol ontslagen. Hij bleef nu ambteloos totdat, na den staatsgreep van 19 Sept. 1801, een gematigde richting zegevierde, en werd 21 Juni 1802 benoemd tot secretaris van het bestuur van het department Zeeland. Op 20 Jan. 1807 werd hij met ingang van 1 Febr. d.a.v. door koning Lodewijk benoemd tot een der 5 administrateurs van den waterstaat, welke dienst toen nieuw en op weelderigen voet ingericht werd. Hij ging toen te 's Gravenhage wonen. Op 14 Apr. d.a.v. verkreeg hij een in alle opzichten hiervan afwijkende betrekking, namelijk die van administrateur van 's Rijks schatkist. Hij werkte onder de orders van den directeur-generaal dier administratie, maar werd dit zelf 28 Juni 1809, toen die titularis een andere betrekking verkreeg.
Hij was een der mannen, die in Juli 1810 door het Wetgevend lichaam naar Parijs gezonden werden ten einde op bevel van Napoleon de ineensmelting van de nederlandsche diensten in de fransche voor te bereiden. Ook zijn dienst werd in den franschen opgenomen en hij werd benoemd tot ‘maitre des reqeuétes chargé du service des ponts et