niet weinig trotsch was. In 1652 vertoefde hij te Rome, waar hij in de schilderbent ‘de Batavier’ heette, maar in 1654 was hij weer in zijn geboortestad terug. Hij trouwde er 18 Juni 1656 voor schepenen met de nog doopsgezinde Sara Balen Cornelisdr, maar beiden verlieten de Doopsgezinde gemeente en gingen tot de Gereformeerde kerk over. Sara en haar zuster Cornelia werden 12 Jan. 1657 in de Herv. kerk gedoopt. Van 1656 tot 1662 woonde het echtpaar te Dordrecht naast de bierbrouwerij ‘de Oranjeboom’. Hij was lid, later zelfs deken der broederschap der Romein- of St. Pietersheeren (personen, die Rome bezocht hadden). Godfried Schalcken, Arent de Gelder en Cornelis Vermeulen behoorden in die jaren tot zijn leerlingen. Sedert 1656 was hij ook erfmunter en later provoost van de Munt van Holland en schilderde in 1657 de Muntmeesters en Waardijns, een schilderij, dat, in 1806 met verschillende andere uit de Munt te Dordrecht verdwenen, sedert 1893 weer op Dordrechts Museum te zien is.
In 1662 vertrok hij met zijn vrouw naar Londen, waar hij nog woonde tijdens de hevige pestziekte 1665 en den grooten brand 1666, maar keerde daarna naar het vaderland terug, verbleef eenigen tijd in den Haag, waar hij in de schilderacademie als meester werd aangeteekend. Maar na 1671 woonde hij weer te Dordrecht in het door hem gekochte huis in het Steegoversloot, waar hij 19 Oct. 1678 na langdurige ziekte overleed. Zijn vrouw volgde hem reeds 22 Nov. d.a.v. in het graf. Beiden zijn in de St. Louis- of Munterskapel in de Groote kerk begraven.
In 1674 schilderde v. Hoogstraten opnieuw de Muntmeesters en Waardijns, welk kapitaalstuk in 1903 te München voor Dordrechts Museum werd aangekocht. Op dit schilderij heeft hij zich zelf afgebeeld met den gouden keten en de eeremedaille, hem in 1651 door den Keizer geschonken.
Van zijn talrijke kunstwerken kan men in het art. van G.H. Veth in Oud Holland een uitvoerige, maar niet volledige opgave vinden.
In Dordrechts Museum vindt men van hem: de twee muntmeesterstukken, twee Oranjeportretten, prins Willem II en III, een portret van Mattheus van den Broucke en een zelfportret. Van Hoogstraten was niet alleen een bekwaam schilder, maar ook een verdienstelijk etser. Zijn zelfportret komt voor in zijn Inleiding. Verdere gravures zijn: portret van A. van Blyenburg, en J. Muys van Holy (in Balen, Beschr. van Dordr.). De etsen in zijn eigen werken en in den Roomschen Uylenspiegel van Jacobus Lydius zijn ook van zijn hand.
Van v. H.'s geschriften noemen wij:
S. van Hoogstratens Goude Schalmey, klinkende van Heilige gezangen op de Toonen Salomons en Stemmen der Heiligen (Tot Dordr. voor Abraham Andriesz., woonende over de Vleeshouwers-straet in 't Schrijfboeck. Anno 1652); Bruylofts- tafelspel of Parnassus eer-gaef aen den Ed. Heere Mathijs Pompe, Heere van Slingelandt etc. ende d' Ed. Jonkvrouwe Maria Elisabeth Musch van Waelsdorp in huw. vereenigt den 22 Nov. 1654 in 's-Gravenhage; dit laatste is waarschijnlijk niet van v. H., maar van Mr. Johan van Someren, die het in 1660 in zijn Uytspanning der Vernuften (blz. 379) uitgaf; De Roomsche Paulina ofte Bedrooge Kuisheit. Treurspel (Schoonh. 1660, 4o); Dierijk En Dorothé, of de Verlossing van Dordrecht, Treurspel ('s Gravenh. 1664; nieuwe uitgave als ‘Dramatisch dichtstuk’ door Mr. P.S. Schull, Dordr. 1833, 8o); De gestrafte ontschaking, of Zeeghafte Herstelling van den jongen Haegaenvelt versiert met wonderlijke befegeningen