dorf’. Als protestantsch bevelhebber en bezetter dezer katholieke bisschopsstad wist hij den naam van een humaan en tegenover de roomsche gestichten zorgzaam man te behouden. In Nov. 1636 vinden wij den ‘colonel Hoogendorp’ nog eens vermeld; hij heeft dan troepen aangeworven, die van Hamburg naar Frankrijk moeten worden vervoerd tot versterking van het leger van Bernhard van Saksen, voor welk transport de fransche gezant Charnacé eenige gunsten vraagt (Res. St. Gen. 10 en 13 Nov. 1636). Zijn tweede vrouw overleefde hem en werd 26 Sept. 1652 te 's Gravenhage begraven. Zijn kinderen waren Mr. Diederick, raad en thesaurier der domeinen van Prins Willem III, overl. 1702, en twee dochters: Maria, gehuwd met Leonard Pieter de Both, en Margaretha, gehuwd met Mr. Adriaen van der Goes (zie dit dl. kol. 616). Diederick's zoon Gijsbert verkreeg van keizer Karel VI het recht om den titel rijks-graaf te voeren. Hij kocht 23 Jan. 1744 den grafkelder in de Groote Kerk te 's Gravenhage in de kapel. die nog heden door de wapens van zijn geslacht wordt versierd; het gebeente van zijn grootvader, dat reeds in deze zelfde kapel rustte, werd naar dien grafkelder overgebracht, evenals dat van andere leden van het geslacht, die in de Kloosterkerk waren begraven.
Zie: Scheffer en Obreen, Het geslacht van Hogendorp (Rotterd. 1867), 19 v.; Fred. Caland, Gesl. v. H. in Navorscher 54 (1904), 35; te Winkel, Ontwikkelingsyang2 III, 124, 174, 230; L. Frohnhäuser, Guslav Adolf und die Schweden in Mainz und am Rhein (Mainz. 1899), ook in Arch. f. hess. Gesch. N.F. II, 1-234 (de capitulatie hier op btz. 201 v.v.); vgl. Arch. f. hess. Gesch. XV (1884), 98 v.; M.G. Wildeman, De oudste grafboeken der Groote of St. Jacobskerk te 's Gravenhage in Alg. Ned. Familiebl. X (1893), 120, 158; ten Raa en de Bas, Het Staatsche leger IV, 302.
Kossmann