[Hofman, Bernardus]
HOFMAN (Bernardus), priester, geb. te Amsterdam 1788, overleed aldaar 13 Mei 1867. Na zijn priesterwijding te Munster Febr. 1812 was hij kapelaan in de Statie Heintje-Hoeksteeg te Amsterdam. Hij werd 1818 pastoor van Bovenkerk, doch reeds in Sept. 1819 werd hij overgeplaatst naar de Statie de Pool te Amsterdam. Jammer was het, dat hij om den geldelijken toestand te verbeteren oude kostbaarheden en gedenkstukken der Statie verkocht. Sinds 1835 was pastoor Hofman tot deken van Amstelland benoemd, welke waardigheid hij bekleedde tot zijn dood. 17 Oct. 1855 nam hij ontslag als pastoor In 1828 was hij een der candidaten voor het bezetten der bisschopszetels, door Koning Willem I toegezegd. De berichten door den aartspriester over hem verstrekt aan den nuntius waren echter niet gunstig. Pastoor Hofman was bezield met een onkerkelijken geest, en bevriend met Piet van Ghert (dl. I, kol. 938) en met pastoor Tomas. Hij werd bij de instelling van het haarlemsch kapittel (veel was in dien tijd veranderd) kanunnik, en bovendien geheim kamerheer van Paus Pius IX.
Pastoor Hofman deed in druk verschijnen: Uitlegging der Leer van de Catholieke Kerk met betrekking tot de geschilpunten door Bossuet. Nieuwe uilgaaf, nagezien en verbeterd door B. Hofman R.C. pastoor le Amsterdam (Amst. 1838).
Zie: Nedert. R.C. Stemmen IV (1838), 352; Bijdr. bisdom Haarlem II, 136, XXXVII (117), 122-125; De Godsdienstvriend I, 99, III, 241, XXXIV, 152; Albers, Gesch. herstel der Hierarchie in de Nederlanden I, 270 v.
Fruytier