[Hoen, Simon Jansz.]
HOEN (Simon Jansz.), geb. te Monnikendam, overl. 12 Jan. 1610 voor Tidore. Hij was schipper op de vloot der zoogenaamde ‘Oude Compagnie’ van 1598, ontstaan uit de samensmelting van twee amsterdamsche maatschappijen. De eerste van de vijf door haar uitgeruste vloten stond onder commando van Jacob van Neck, die Hoen onder zich had. In het wondere jaar 1598, toen niet minder dan 22 schepen van verschillende reederijen onze zeegaten uitliepen naar Indië, het beloofde land, stevende ook Hoen daar heen. Die tocht was bijzonder gelukkig. Met vier volgeladen schepen bereikte men het opgetogen vaderland. In 1603 voer hij, ditmaal in dienst der inmiddels tot stand gekomen O.I.C., op de vloot van Steven van der Hagen (zie kol. 664), die ook de Molukken bereikte en er vasten voet kreeg. In den zomer van 1606 in het vaderland teruggekeerd, ondernam hij den tocht (1607) die voor hem en zijn admiraal, Pieter Willemsz. Verhoeff, de laatste zou zijn en meer veroveringen en verkenningen ten doel had, dan wel vreedzaam handeldrijven. Er werd namelijk in die dagen druk onderhandeld over een mogelijken vrede met Spanje en daarom was er de Compagnie veel aan gelegen den buit, landbezit in den verren archipel, zooveel mogelijk binnen te hebben, vóór de vrede daar een eind aan maken zou. Vóór 1 Sept. 1609 moest Verhoeff, zoo luidde het bevel van heeren bewindhebbers, de specerijeilanden bezet hebben. Bij de poging van den admiraal om een sterkte op Banda op te richten, werd hij met dertig anderen overvallen en gedood, aangemoedigd als de inboorlingen waren door den Engelschman Keeling, die in dienst der britsche O.I.C. met zijn schip daar voor anker lag. Toen had Hoen, die terstond het admiraalschap aanvaardde, de gelegenheid om te toonen wie hij was. Onversaagd tastte hij door, verdreef Keeling en verklaarde Banda Neira ‘voor eeuwig vervallen aan de Staten-Generael, sijne Princelijcke Excellentie en de generale
Compagnie’. Tevens stichtte hij fort Nassau. Even cordaat toonde hij zich op Batjan. Het daar door de Spanjaarden gebouwde fort viel hem in handen (Nov. 1609), waardoor hij gelegenheid kreeg de gevangen genomen spaansche bezetting in te wisselen (Maart 1610) voor den in 's vijands handen gevallen Paulus van Caerden (dl. V, kol. 66). Nadat hij er in geslaagd was een verdrag tusschen Ternate en Batjan tot stand te brengen, kwam hij bij het beleg van Tidore te overlijden.
Zie: de Jonge, Opkomst I-III (1862); Colenbrander, Kolon. Gesch. II ('s Gravenh. 1925); IJzerman, Het journaal van Hendrik Ottsen (uitg. der Linsch. Ver.) ('s Gravenh. 1918).
Bartelds