voor een bindende confessie als voor een geordenden leeraarsstand plaats was.
Hij schreef: Lijkreden op J. Oudaen Fz. (Rott. 1695); Christelijke bedenkingen over en tegen de aanmerkinge van H. Schijn op het formulier van benodiging en toelating enz. met een Appendix. Door een liefhebber van de Algem. Christel. verdraagsaamh. (Amst. 1701); De Christelijke verdraagzaamheit verdedigt tegens dr. H. Schijn.... Alsmede enige bedenkingen over de onbepaalde verdraagzaamheid, de verwoesting der Doopsgezinden van L. Bidlo.... (Rott. 1701); Nader verdediging der Christelijke verdraagzaamheit tegens de laatste wederspraak van dr. H. Schijn en L. Bidloo (Rott. 1703); zie al deze geschriften en tegenschriften in Catalogus der werken over de Doopsgez. (Amst. 1919), 165 v., 232, 256; De vernederde en verhoogde Christus, behelzende's Heitants geboorte, leeven, lijden, sterven en begrafenis, opstandinge, hemelvaert, zittinge aen Godts rechterhant en koomste ten oordeele, met platen en verzen (Rott. 1715; 2e dr. 1716 (?); 3e dr. Amst. 1725).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. v. Prot. Godgel. in Ned. IV, 70 v.; Catalogus der werken over de Doopsgez., zie boven; Arrenberg, Naamreg. enz., 35.
Knipscheer