spoedig hoofd der firma J.P. Gildemeester & Co. Op 11 Mei 1880 werd hij in het kiesdistrict Amsterdam gekozen tot lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland. Op 10 April 1883 volgde zijn verkiezing, ook te Amsterdam, tot lid der Tweede Kamer. Hij deed toen zijn zaken aan kant en verhuisde naar 's Gravenhage. Met het oog daarop nam hij met ingang van 1 Mei d.a.v. ontslag als lid der Staten.
Hij heeft zich sterk verzet tegen de wet tot aanleg van het Merwedekanaal van 29 Juli 1881, en was een warm voorstander van de wet-Rutgers van Rozenburg tot wijziging van de richting daarvan tusschen Nichtevecht en Maarsen van 15 Mei 1884. Hij behoorde tot de zeer gematigde liberalen, die het kabinet-van Lynden tot 1883 en het kabinet-Heemskerk van 1883 tot 1888 aan het roer lieten, het eerste omdat het in gematigd liberalen zin regeerde, al waren de meeste leden anti-liberaal, het tweede omdat men meende, dat de zoo noodige grondwetsherziening alleen door Heemskerk tot stand gebracht kon worden.
Van 1888 tot 1891 was hij in de oppositie tegen het kabinet-Mackay. Juist toen er een liberaal ministerie zou komen, verzocht hij bij zijn periodieke aftreding niet in aanmerking te komen om gezondheidsredenen, en werd hij 9 Juni 1891 vervangen. Hij huwde 15 Sept. 1853 Margaretha Elisabeth de Clercq, geb. 18 Dec. 1830, overl. 18 Juli 1908. Het huwelijk was kinderloos.
Ramaer