[Essenius, Andreas]
ESSENIUS (Andreas), geb. te Zaltbommel in Febr. 1618, overl. te Utrecht 18 Mei 1677, zoon van Herman van Essen, afkomstig uit Cleve, en Christina van den Broek. Hij studeerde aan de latijnsche school in zijn geboortestad, aan het gymnasium te Utrecht en aan de universiteit aldaar, en wel in de wijsbegeerte, wiskunde en godgeleerdheid. Tegelijk met Paulus Voet (zie dl. III, kol. 1329 v.) is hij 7 Juni 1640 bevorderd tot ‘magister liberalium artium’. Toen hij predikant te Neerlangbroek was, sedert 13 Dec. 1640, is hij bevorderd tot doctor in de godgeleerdheid, 19 Febr. 1645. Daarna begon hij met de samenstelling van zijn boek: Triumphus crucis, sive fides catholica de satisfactione Jesu Christi, asserta et vindicata ab exeptionibus atque objectionibus Socinianis nominatim vero ab illis quas Jo. Crellius Francus in responsione sua ad librum celeberrimi viri Huqonis Grotii in eodem argumento protulit (Amstel. 1649). In 1651 werd hij predikant te Utrecht, en op 8 Febr. 1653 aanvaardde hij het ambt van hoogleeraar in de godgeleerdheid met de oratio inauguralis De tractatione Verbi Divini. Hij was een leerling en een aanhanger van Gisbertus Voetius en hield ook de lijkrede op dezen, die is verschenen als Oratio funebris in obitum G. Voetii... (Ultraj. 1677). Johannes Voet (zie dl. III, kol. 1328 v.) hield een lijkrede na zijn overlijden. Hij schreef zeer veel, o.a. tegen Abraham Heidanus (zie dl. VII, kol. 1279-1282), Franciscus Burman (zie dl. IV, kol. 351 v.) en Johannes Coccejus (zie dl. I, kol. 616-618). Gedurende den cursus 1673 tot 1674 was hij rector magnificus. De titels zijner geschriften vooral over den Sabbat en over het gebruik van de kerkelijke goederen vindt men meegedeeld bij de Bie en Loosjes en elders.
Hij huwde te Utrecht, Jacobikerk, 3 Januari 1641 met Lucia Spruyt, overl. te Utrecht. Haar lijk werd 7 April 1694, of daaromtrent,