[Engelhard, Mr. Johannes Arnoldus (1)]
ENGELHARD (Mr. Johannes Arnoldus) (1), zoon van professor Nic., E (1), geb. te Groningen 13 April 1738, overl. aldaar 21 Mei 1803. Hij werd er als student in de rechten ingeschreven op 4 Juli 1754, en vestigde zich na zijn promotie als advocaat voor de Hooge Justitiekamer in zijn geboorteplaats, waar hij weldra veel naam maakte als hoogst bekwaam rechtsgeleerde. Vervolgens werd hij adjunct procureur-generaal bij het Prov. Hof van Stad en Lande (1778), proc.-gen. (80) en syndicus der Ommelanden (81). Ofschoon overtuigd prinsgezind, kon hij toch na de restauratie van 1787 een billijker en onpartijdiger advies uitbrengen dan Tydeman (deel II, kol. 1464) en Gobius in de zaak tegen de afgevaardigden der gewapende genootschappen in Overijsel. Te Kampen in den zomer van 1787 vergaderd, hadden deze heeren verklaard goed en bloed veil te hebben, als de koning van Pruisen satisfactie zou durven vragen. Ook hadden zij de Staten van Holland gestijfd in hun anti-stadhouderlijke politiek tegen het advies in der staten van hun gewest. Na de omwenteling van 1795 werd hij lid van het departementaal bestuur van Stad en Lande van Groningen.
Hij was gehuwd met Tjaakje Jeypes, overl. vóór 1829. Uit dit huwelijk sproten Pieter of Petrus, die volgt, Cornelius, die voorgaat, Nicolaus (4) en Joh. Arnoldus (2), die volgen; verder Rudolf, geb. te Groningen 1776, aldaar ongehuwd en ambteloos gest. in 1841, voorts nog een dochter en een zoon Ficko, beiden jong gestorven.
Zie: Alg. Ned. Fam. blad (1891); Vervolg op Wagenaar XXI, 271.
Bartelds