[Duircant, Aernout (3)]
DUIRCANT (Aernout) (3) of Duijrcant, Duurkant, Duerkant, geb. te Breda 1 Sept. 1735, overl. te Deventer 20 Sept. 1803, zoon van Aernout D. (2) en Anna Emmerentia Sophia van Bernagie, zie vorig artikel. Hij studeerde te Leiden eerst in de rechten, daarna in de godgeleerdheid, en werd predikant te IJselmuiden 30 Maart 1760. Hij stierf ten huize van zijn zwager B.G. Noordbeek, die als emerituspredikant van Zalk te Deventer woonde. Een verhandeling van hem over Matth. 25:46 is met zilver bekroond door het Haagsch Genootschap. Hij schreef tegen het voorlezen van preeken, en pleitte voor memoriseeren daarvan, wat van der Palm (dl. V, kol. 430-433) en Borger (dl. IV, kol. 222-227) weer afkeurden. Hij gaf uit: Tweeledige vraag.... of niet het hedendaagsche leezen der openbaare leerredenen.... zij af te keuren.... (Camp. 1748): Redevoering over de achtbaarheid, oudheid, nuttigheid en noodzaaklijkheid der Christen kerklyke