Na een verblijf te Madrid werd hij in 1792 te Parijs commissaris in dienst van het Comité de sùreté générale. Hij heeft toen ook h.t.l. dienst gedaan als spion van den franschen generaal Dumouriez. In dien tijd kwam hij in kennis met den leidschen patriot Mr. E. Luzac (dl. I, kol. 1287). Op 21 Dec. 1792 was hij weder te Parijs en had hij zich weten in te dringen bij de uitgeweken patriotten als Abbema (dl. IV, kol. 2), Bicker (dl. I, kol. 345), R.J. van der Capellen tot de Marsch, Valckenaer (dl. I, kol. 1509) en anderen; zij kozen hem zelfs tot hun president en als zoodanig hield hij genoemden dag een rede in de Jacobijnenclub ten voordeele en ter verdediging der uitgeweken patriotten. Hij hield op 6 Febr. 1793 aan het hoofd van 20 hunner in de nationale conventie een rede en gaf den president namens de betaafsche patriotten den broederkus. Met Valckenaer gaf hij in dezen tijd een blad, getiteld Le Batave uit. Dit werd later genoemd Le Batave et le Sansculotte en eindelijk Le Sansculotte. Het was toen overgenomen door J.C. de Kock en Anacharsis Cloots, die beiden in Maart 1796 wegens heulen met het buitenland geguillotineerd werden.
Ducange had zich reeds in 1793 uit de voeten gemaakt en meldde zich nu aan bij Luzac, die hem in de redactie van de Gazette de Leyde opnam. In het laatst van 1794 vertrok hij weder naar Parijs en wist zich eenige leveranties voor het leger te doen toewijzen. Op een reis naar Hamburg in het belang dezer leveranties was hij ook korten tijd in Nederland. Hiermede werd hij zeer rijk, maar aan het eind van 1797 was hij weder geheel berooid. Door bemiddeling van den franschen directeur Barras kwam hij toen in dienst van den nieuwbenoemden franschen gezant in den Haag Delacroix (zie kol. 367).
Hij vertaalde een door eenige radicale leden der Nationale Vergadering opgemaakt schetsontwerp eener constitutie voor Delacroix en hiervan maakte deze gebruik om een hem door den franschen directeur Laréveillère-Lépeaux medegegeven ontwerp aan het hoofd van de radicalen, P. Vreede, op te dringen. Het was dezen en zijn vrienden slechts te doen om te regeeren, de constitutie was hun vrij onverschillig. Zij werd kort na den staatsgreep van 22 Jan. 1798 eerst door de Nationale Vergadering, daarna bij volksstemming zonder veel verzet aangenomen.
Bij den tweeden staatsgreep van 12 Juni 1798 werd Ducange gevangen genomen, evenals te Parijs later J. Eykenbroek, die eveneens een schandelijke rol als onderhandelaar met het fransche gouvernement gespeeld had. Ducange werd door invloed van dat gouvernement na eenige maanden geslaakt, Eykenbroek werd in 1799 na lang op vrije voeten geweest te zijn, te Parijs weder gevangen, nu uitgeleverd en op de Voorpoort in den Haag in bewaring gezet met C. van der Hoeven, oud-lid der Nationale Vergadering. Na den staatsgreep te Parijs, die het directoire ten val bracht, in Nov. 1799, werden zij, die zeker ter dood veroordeeld zouden zijn, geamnestieerd tegelijk met eenige Oranje-mannen.
Ducange verdween reeds in 1798 van het politieke tooneel van Nederland. Van later is er niets over hem bekend. Hij schreef: Les aventures d'un jeune Français en Le secrétaire des enfants.
Zijn zoon Victor was een bekend roman- en tooneelschrijver.
Ramaer