[Dotrenge, Théodore]
DOTRENGE (Théodore), geb. te Brussel in 1761, overl. aldaar 15 Juni 1836, was de zoon van een advocaat aldaar. Hij studeerde te Brussel, werd in 1784 advocaat te Leuven en kort daarna vertegenwoordiger van den Prins-bisschop van Luik bij het oostenrijksche gouvernement in de Zuidelijke Nederlanden.
Tijdens de onlusten te Brussel en in den omtrek in 1789 deed hij zich kennen als een der hoofden van de Vonckisten. In het laatst van 1790 werden zij door de gematigde politiek van Leopold II bedwongen. Toen de Franschen België in 1794 binnendrongen, was hij, die onderwijl naar Brussel verhuisd was, voorzitter van een club, genoemd Association provisoire de la ville libre de Bruxelles. Onder het directoire pleitte hij in een geruchtmakend proces tegen een aantal Belgen, die in 1794 voor de Franschen gevlucht waren. Zijn pleidooien hadden hun vrijspraak ten gevolge. In 1799 werd hij benoemd tot griffier der rechtbank van koophandel te Brussel. Dit is hij tot 1828 gebleven.
Na de vereeniging der Zuidelijke met de Noordelijke Nederlanden werd Dotrenge 24 April 1815 benoemd tot lid der commissie voor het ontwerpen eener herziene grondwet voor het geheele rijk. Deze commissie leverde 13 Juli d.a.v. haar ontwerp in en dit werd de grondwet, die 24 Aug. is afgekondigd. Hij heeft zich in deze commissie hevig verzet tegen de artikelen, die betrekking hebben op de heerlijkheden. Hij was van oordeel, dat het niet aanging, de in 1794 afgeschafte heerlijke rechten in de Zuidelijke Nederlanden te herstellen, daar deze volgens hem in de Oostenrijksche Nederlanden nimmer, gelijk in Noord-Nederland onder de Republiek, door koop verkregen waren. Daarover heeft hij nog twee jaren later een brochure uitgegeven.
Dotrenge werd 1 Sept. 1815 door koning Willem I tot lid der Tweede Kamer voor Zuid-Brabant benoemd. Hij was hier een der hoofden van de liberale partij, die wel niet veel aanhangers had, maar wier belgische leden meestal door welsprekendheid uitblonken. Hij bestreed dikwijls de geestelijkheid en den adel, maar ook het nederlandsche gouvernement, waar het z.i. te veel den weg der reactie insloeg. Toen men in Oost-Vlaanderen de heerlijke rechten wilde herstellen, gaf hem dit aanleiding om bovengenoemde brochure uit te geven.
In 1817, toen de minister van Financiën Six van Oterleek bij het door hem uitspreken eener